Recensie: Viet Thanh Nguyen – De man met twee gezichten
Verhalen om te helen, om te verscheuren
Na het winnen van de Pulitzer Prize met de roman The Sympathizer, tevens te zien als serie op HBO, hield schrijver Viet Thanh Nguyen, hoogleraar aan de Universiteit van Zuid-Californië, ontelbare lezingen, schreef essays en columns, onder meer voor de The New York Times.
De man met twee gezichten, met als ondertitel een memoir, een geschiedenis, een gedenkschrift – waaraan met een gerust hart schotschrift, magnum opus kan worden toegevoegd – zijn veel van deze artikelen op elegante wijze gebundeld, vervlochten met elkaar. Het is de facto een van de Grote Amerikaanse Romans van deze tijd. Maar dan in de zin dat het geen jubelboek is, maar eerder een gefundeerde aanklacht, humoristisch, sarcastisch, bovenal bijzonder pijnlijk. Vooral voor de doorsnee-Amerikaan, de witte mens die beslist geen behoefte heeft aan nuancering, de VS het beste land ter wereld vindt.
Na het succes van het eveneens kraakheldere The Sympathizer werd Nguyen al voor communist uitgemaakt, voor anti-Amerikaans. Achterin De man met twee gezichten – een titel die de lading op allerlei mogelijke manieren dekt – reageert de schrijver laconiek, drukt een lijst met quotes met elk 1 ster af, heeft het met fijne zelfspot over zijn Niet Zo Grote Amerikaanse Roman. Nguyen is scherpzinnig, houdt door de stijl, het adequaat gebruik van de witregel, de lezer nauw betrokken bij de levensverhalen, maar zorgt, door de personages bijvoorbeeld in de tweede persoon enkelvoud aan te spreken, tegelijkertijd ook voor de noodzakelijke ‘afstand’, voor een universele ervaring.
Een mensenrechtendrama dat wordt verzwegen, weggewuifd, met de vuige mantel van het nationalisme wordt toegedekt. (Na een gruwelijk bloedbad onder burgers in Vietnam wordt na lange tijd slechts een Amerikaanse officier veroordeeld, waarna er subiet een presidentieel pardon volgt.) Nguyen laat zien dat de Amerikaanse droom niet veel meer is dan een reclamestunt, een farce. Alles is te koop. Hij spreekt daarom consequent over Trademark America, heeft de naam van een zekere golfresortpresident vervangen door het criminelenbalkje.
Vooral voor de mensen die letterlijk met twee gezichten door het leven moeten, is de Amerikaanse droom een nachtmerrie. Nguyen, als vierjarige gedwongen vanuit Vietnam naar de VS gekomen, is daadwerkelijk uiteindelijk een succesnummer, maar daar ging een moeizaam traject aan vooraf. Een adoptieve zus die achterblijft in Vietnam. Het gezin allereerst in een vluchtelingenkamp. Een naamsverandering, tot tweemaal toe een gedwongen uithuisplaatsing, allereerst vrijwel direct na aankomst.
Nguyen reageert met een scène van de afro-Amerikaanse komiek Richard Pryor, die snoeihard Operations Babylift te kijk zet, waarbij ‘weeskinderen’ uit Vietnam, niet eens allemaal echte wezen, worden ondergebracht bij ‘welwillende’ Amerikanen. Net zolang totdat ze niet meer schattig zijn, het racisme de kop opsteekt.
‘Je beseft niet dat je nu al een streepje voor hebt: je bent niet Zwart. Bof jij even, arm Aziatisch kind, een stel volslagen vreemden wil jou in huis nemen!’
Niet voor lang. Hij wordt snel ‘doorgeplaatst’, maar eerst willen ze nog even van hem weten hoe je met stokjes eet, alsof een kind van vier dat al weet. Exotisch gluren in de jaren zeventig in een xenofobe omgeving. Op die leeftijd besef je het nog niet, maar later wordt het Nguyen – en eigenlijk elke vluchteling – duidelijk dat je niet als mens wordt gezien maar als slachtoffer dat om medelijden of minachting vraagt, om een reddingspoging of een afwijzing.
Er volgt een lang traject van ‘veramerikanisering’ door middel van scholing, net als bij de inheemsen, in feite het stigmatiseren en uitbannen van een eigen, andere cultuur. Het gedwongen conformeren aan een ‘het enige juiste gedachtegoed’. Een modelminderheid, meer zit er eigenlijk niet in, want onderhuids blijft er altijd een diepgeworteld wantrouwen tegen dat anders gekleurde gezicht, met de andere oogopslag. Zodra het economisch wat minder gaat, moet er een zondebok worden gezocht. Aanplakbiljetten. Weer een Amerikaan failliet door de Vietnamezen. Een makkelijk doelwit is dan bijvoorbeeld de kruidenierszaak, een miniatuurwarenhuis eigenlijk, van de ouders van Nguyen. Twee mensen die met een enorme veerkracht het leven nemen zoals het is. Over elke belediging met een bijna bovenmenselijke waardigheid heenstappen.
Terwijl de negenjarige Nguyen thuis tekenfilms kijkt, worden beide ouders bij een overval neergeschoten. Maar van opgeven kan geen sprake zijn. Ze doen het juist heel goed, ma is weliswaar niet erg geschoold, maar heeft een bijzonder zakelijk talent. De vader een gedreven man, die ook in Vietnam al een Amerikaanse luxe auto reed.
Thuis wordt er nooit meer over dit incident gesproken, net zo min als over zoveel andere zaken, en ook niet gehuild over de stigmata waar je niet naar vraagt en die Ba má ook niet laten zien, wonden die baden in het rode neonlicht van de film over hun leven die niet wordt gemaakt. Toch jammer dat je schrijver wordt en geen cineast. Je woont nu in Los Angeles. Als je zegt dat schrijver bent halen ze hun schouders op.
Zodra Nguyen wat ouder is, wordt hij geconfronteerd met Hollywood. Films over de Vietnamoorlog schetsen steevast het zelfde beeld. De heroïsche Amerikaanse helden die de arme Vietnamezen te hulp schieten. Apocalyps Now, Rambo. De Vietnamezen spelen altijd een onderliggende rol, worden hoogstens geschikt bevonden om zich op te offeren voor de witte helden van het witte doek. Het is geen wonder dat Nguyen als tiener hierdoor in een existentiële crisis raakt. Als Amerikaan voelt hij zich dader, door zijn achtergrond ook slachtoffer.
V
olgens sommigen is Apocalyps Now een anti-oorlogsfilm, maar het marinekorps van de VS gebruikt het om nieuw soldaten warm te maken voor de strijd. Een oorlogsfilm kan geen anti-oorlogsverhaal zijn als ze jonge mannen ophitsen met spectaculaire vuurgevechten en sexy wapentuig.
Daar tegenover stelt Nguyen (tevergeefs) de vaak verzwegen verhalen van de gewone mensen die betrokken raakten bij conflicten die ze niet zijn begonnen, niet hebben gewild. Vooral het einde van Apocalyps Now zorgt voor verwarring. Allereerst de bemanning op een Vietnamese praam. De nerveuze soldaten, zwart en wit, die uit voorzorg iedereen afschieten wanneer een oude vrouw al brabbelend in een mand grijpt, even later als enige zwaargewonde overlevende een puppy in de lucht houdt. In de jacht op een gedeserteerde blanke kolonel, houdt deze vrouw de patrouille alleen maar op. Zij wordt neergeknald door de commandant.
Op dat moment, gezeten voor de tv met gehaktbrood, aardappelkroketjes, appeltaart en ijs zo uit de beker, knapt er iets bij Nguyen. Verhalen waren er tot dat moment om hem te redden, vanaf dat moment konden ze hem verscheuren. Toen openbaarde zich de man met de twee gezichten pas echt.
De film schudt in elk geval wakker. Zeker na het slot, waarbij de commandant van de patrouille de verwilderde deserteur met een kapmes afmaakt, de inheemsen – overigens geen Vietnamezen, maar andere Aziatische figuranten – voor hem knielen. Nguyen beseft later dat dat een soort koloniale witte fantasie is. Alleen een witte man mag de witte man doden onder aanbidding door de wilden.
De man met twee gezichten zorgt ook voor een kanteling, voor een extra kijk op de Vietnamese voorgeschiedenis. De Franse overheersers die katholieke Vietnamezen – waaronder de familie van Nguyen – vanuit het noorden naar het zuiden hebben geherhuisvest. Waarbij de oorspronkelijke bewoners uit de dorpen werden weggejaagd. Op die manier ben je binnen een eigen land ook nog eens een kolonisator, daarna vluchteling, immigrant, voor altijd een mens met een schisma.
De man met twee gezichten is een subtiele caleidoscoop vol zelfspot. Nguyen weet de complexiteit van zijn achtergrond pijnlijk geestig te verduidelijken, eigenlijk met dezelfde veerkracht als zijn ouders. Nguyen heeft zich ontworstelt aan het klassiek dilemma van immigranten-ouders die zich opofferen voor kinderen en daardoor weinig aandacht hebben voor hun kroost. Hij beloond hen met dit tegenwicht, geeft in feite elke vluchteling met dit boek een stem.
Als vanzelf ga je als lezer deel uitmaken van zijn geschiedenis, van de moeizame geschiedenis tussen twee landen die ooit bij een oorlog betrokken waren. Een heel persoonlijk, evenwichtig, menselijk boek waar veel uit te leren valt. Hopelijk lezen veel Amerikanen dit epos voordat ze in november naar de stembus gaan.
Het dilemma van de schrijver: genoeg littekens hebben opgelopen om een goede schrijver te zijn, maar niet zo getekend dat je helemaal naar de kloten bent. Je hebt het magische evenwicht bereikt! Gefeliciteerd!!
Guus Bauer
Viet Thanh Nguyen – De man met twee gezichten. Marmer, Baarn. 412 blz. € 26,99.