Recensie: Judith Hermann – Kiezels
Notities over literatuur en leven
Ze is voornamelijk bekend voor haar wondermooie verhalen – volgens sommigen heeft ze haar debuutbundel Zomerhuis, later (1998) zelfs nooit meer overtroffen – maar de Duitse Judith Hermann heeft ondertussen ook een aantal romans geschreven. Op de titelpagina van Kiezels staat ‘roman’, maar het is eerder een autobiografisch werk waarin Hermann terugdenkt aan gebeurtenissen uit haar leven, schrijft over het ontstaan van haar literaire oeuvre, over de verbanden van dat oeuvre met de werkelijkheid en over haar opvattingen over literatuur – Kiezels is dan ook de bundeling van Hermanns Frankfurter Poetikvorlesungen.
Kiezels kan bij momenten worden gezien als een boek vol gebeurtenissen, gedachten en ideeën die niet in Hermanns vroeger werk zijn terechtgekomen. Hoewel de opvattingen van de auteur hieromtrent iets genuanceerder zijn. Niet altijd is immers duidelijk wat gebaseerd is op de werkelijkheid en wat gebaseerd is op fantasie. En is de herinnering überhaupt wel betrouwbaar? Terugkijkend weet Hermann zelf niet meer wat heeft plaatsgevonden en wat is verzonnen. Ook het verschil tussen droom en herinnering is niet altijd even duidelijk.
Hermann schrijft over haar sessies bij de psychoanalyticus Dreehüs, bij wie ze een groot aantal jaren in behandeling was. In Kiezels ontmoet ze hem ook op een moment dat de sessies al waren gestopt. In haar bundel Lettipark had Hermann al een verhaal geschreven dat gebaseerd was op haar ervaringen met de psychoanalyse bij een dokter die ze Gupka noemt. In Kiezels schrijft ze dat ze over zichzelf schrijft:
Ik schrijf parallel aan mijn eigen leven, een andere manier van schrijven ken ik niet. Het personage van dokter Gupka loopt parallel aan dokter Dreehüs, de kleding van dokter is dokter Dreehüs’ kleding, de inrichting van de praktijk in het verhaal is de inrichting zoals die in werkelijkheid is.
Maar even verder geeft ze aan dat het toch niet allemaal zo simpel is als op het eerste gezicht lijkt:
En uiteraard is deze ik-verteller juist helemaal niet ik en is ook dokter Gupka niet dokter Dreehüs; integendeel, beide personages zijn dromen, opgeschreven wensen, en wat ik me daar schrijvend voorstel is moeilijk te vatten.
Een mooi stuk uit Kiezels betreft de passages waarin Hermann schrijft over de eerste zin. Elk verhaal heeft een eigen eerste zin – niet letterlijk de eerste zin van het boek maar de eerste zin in het hoofd van de auteur. Sowieso zijn de pagina’s waarin Hermann haar opvattingen over literatuur uit de doeken doet, erg mooi en interessant. Verhalen laten altijd iets zien, maar verbergen ook iets. Telkens komt Hermann terug bij iets dat ontbreekt en dat is ook telkens het belangrijkste van een tekst. Het verzwijgen van het eigenlijke, zoals ze schrijft.
Hermann springt heen en weer in tijd en ruimte. Ze herinnert zich haar grimmige jeugd met haar depressieve en agressieve vader die later voor lange tijd in een psychiatrische inrichting zal verblijven. ‘Ik weet niet wie ik voor mijn vader was, in elk geval was ik niet zijn kind.’ Ze schrijft uitgebreid over talrijke andere familieleden omdat haar schrijfwerk verbonden is met de constitutie van haar familie. Maar ze schrijft ook over haar vrienden, de zelf gekozen familie. Belangrijk is Ada, de ongekroonde koningin van een vriendengroep, die is opgegroeid in Frankfurt-Oder, Oost-Duitsland dus, een getraumatiseerde stad waarvan de inwoners het oorlogstrauma tot op de dag van vandaag meedragen. Hermann gaat niet in op die Duitse geschiedenis, maar zoals ze dat met andere zaken in het boek ook doet, stipt ze het toch even aan, laat ze het niet onvermeld. Net zoals ze terloops laat vallen dat haar grootvader bij de Totenkopf-SS is geweest.
Het huis uit Zomerhuis, later blijkt ook echt te bestaan: de familie van Hermann heeft een zomerhuis aan de Noordzee. Het huis heet Daheim, zoals ook de titel van haar tweede roman – een roman die in 2025 in vertaling zal verschijnen bij Meridiaan Uitgevers. De auteur blijkt in vele periodes van haar leeftijd in het huis te hebben doorgebracht. Ze komt er als kind met haar oma, later met haar eigen kind en de vriendengroep uit Berlijn en nog later als volwassenen vrouw die al boeken heeft gepubliceerd. Later zal haar vader het huis terug veroveren en zullen haar broer en zus er met de kinderen verblijven. Judith Hermann zal, net zoals de protagoniste uit Daheim doet, definitief naar het platteland verhuizen en intrekken in een huis buiten het dorp en op veilige afstand van het zomerhuis.
De verhalen en romans van Hermann zijn geschreven in een eenvoudige, heldere, laconieke en trefzekere taal. In Kiezels verandert Hermann haar stijl niet, maar in de passages waarin wordt geschreven over literatuur en het schrijfproces bereikt Hermann een diepte die ze vroeger zelden heeft bereikt. Kiezels is ook als geheel een ontzettend goed geschreven boek. Voor de liefhebbers van Hermanns oeuvre zullen de verwijzingen naar vroeger werk een belangrijke aanvulling zijn, maar het boek is ook zelfstandig te lezen. De passages over haar literatuuropvatting zijn genuanceerd, bijzonder interessant en laten een nieuwe kant van de auteur zien. Hermann weet ook een goed evenwicht te vinden tussen het vrijgeven van autobiografische gegevens en terughoudendheid. Kiezels is ongetwijfeld een van de beste werken van een belangrijk auteur. Overigens komt Meridiaan Uitgevers in 2025 niet enkel met de vertaling van Daheim maar ook met een nieuwe vertaling van Zomerhuis, later. Hopelijk raken meer mensen verslingerd aan het oeuvre van Judith Hermann.
Kris Velter
Judith Hermann – Kiezels. Uit het Duits vertaald door Herman Vinckers. Meridiaan, Amsterdam. 192 blz. € 22,99.