Hij wordt de machtigste man van de Nederlandse literatuur genoemd. Dat is niet uit de lucht gegrepen. Hij is overal. Hij weet alles. Hij stelt de goede vragen. Zo kundig als hij letteren doceert, zo waardig doseert hij zijn mening. Hij bedrijft de poëzie, hij schrijft. Hij ziet er zo aardig uit, en zijn overhemden zijn altijd vrolijk. Hij is een gentleman. En toch zo bescheiden. Je begrijpt niet hoe. Totdat je hem van dichtbij ziet: echte koningen spreken zacht.