Verlies je echt altijd?

August Willemsen was nooit op Curaçao geweest, kende geen Papiaments en de schrijver en dichter Pierre Lauffer (1920 – 1981) was hem onbekend. Desondanks werd hij gevraagd verhalen en gedichten van hem naar het Nederlands te vertalen; hoe dat in zijn werk ging, beschrijft J. Heymans in Canasta op Curaçao. Dat juist hij dat boek schreef is niet verwonderlijk, want Heymans is een groot bewonderaar van de essayist en vertaler van Pessoa en Carlos Drummond de Andrade en bracht zijn vroege jeugd door op Curaçao, dat hij innig liefhad: ‘Was dit tropenoord menig passant oertijd / te veel, jij vond er jouw wereld – zoals een god het paradijs’, schreef hij in zijn onlangs verschenen bundel Alsnog. Het zij hem daarom vergeven dat hij als gevolg van die liefdes soms wel erg gedetailleerd ingaat op de wederwaardigheden van Willemsen, die Curaçao in 1995 en 1996 bezocht voor persoonlijk overleg en lezingen over vertalen. Het is een boeiend boek met een mooie vormgeving dat (soms smeuïge) anekdotes bevat over Willemsen en degenen die bij de vertalingen betrokken waren, zijn drankzucht, roddels, een liefde die hem tussentijds naar Australië voerde, de vertragingen die de projecten opliepen en de animositeit binnen de redactie. Daarnaast gaat Heymans regelmatig in op de werkwijze van Willemsen – dat zijn de meest interessante gedeelten van het boek.

De voorgeschiedenis. Pierre Lauffer was een sociaal geëngageerd ‘volksdichter’ en schrijver die op de Antillen zeer werd gewaardeerd. Colá Debrot noemde hem de belangrijkste Curaçaose dichter. Zijn gedichten zijn uiterst ritmisch, en het klankrijke Papiaments met zijn korte woordjes is daar uitermate geschikt voor. Lauffer noemde een gedicht ‘een woordenlied zonder muziek. Het zijn woorden op zich, hun klank, hun kleur en hun alliteratie die muziek moeten maken.’ Het is geen wonder dat Willemsen zeer van hem was gecharmeerd: in zijn vertalingen speelden klank en ritme een allesbepalende rol.

In 1971 publiceerde Lauffer DI NOS: antología di nos literatura, de eerste bloemlezing van de Papiamentse literatuur, voorzien van een inleiding.
In 1981 overleed hij, en in hetzelfde jaar werd de Fundashon Pierre Lauffer (FPL) opgericht. Het belangrijkste doel was de bloemlezing en inleiding te actualiseren en uit te breiden. Daarnaast wilde de stichting van Lauffers laatste acht gedichten, die waren verschenen in het tijdschrift Kristòf, een afzonderlijke, meertalige uitgave maken. De driedelige bloemlezing Pa saka kara verscheen in 1998; het eerste deel bestond uit de geschiedschrijving van de Papiamentse literatuur vanaf de slaventijd en de andere twee uit de bloemlezing. De tweedelige Nederlandse uitgave, De kleur van mijn eiland, verscheen in 2006, en in 2011 de acht gedichten onder de titel Na final di kaminda, en wel in vijf talen: Papiaments, Nederlands, Engels, Portugees en Spaans. Dat was niet toevallig: tijdens de slaventijd heeft het Papiaments sterke invloeden ondergaan van die talen, evenals van Afrikaanse en Indiaanse.

Dat juist Willemsen werd gevraagd als vertaler was opmerkelijk, want, zoals gezegd, het Papiaments was hem vreemd en zijn kennis van de Antilliaanse literatuur beperkte zich tot een paar romans van Frank Martinus Arion, Colá Debrot en Tip Marugg. Een enkel redactielid had daarom zijn twijfels over hem. Maar het ging in eerste instantie om de meertalige uitgave; Willemsen zou mede-vertalers professionele adviezen kunnen geven, en in zijn eigen vertalingen zou hij samenwerken met native speakers. Toen hij had toegezegd, haalde de redactie hem over om ook mee te werken aan de bloemlezing. Hij vertaalde daarvoor de verhalen en gedichten van Lauffer; anderen, waaronder Esther Jansma, zorgden voor het overige werk.

Het vertalen van het Papiaments naar het Nederlands ging als volgt: de papiamentist Sidney Joubert, tevens voorzitter van de stichting FPL, en de Antilliaanse dichter Walter Palm maakten letterlijke vertalingen van de gedichten en Willemsen maakte er poëzie van. Vertalingen werden heen en weer gefaxt voor commentaar. Ondanks alle problemen en vertragingen waren de resultaten uitstekend. Een talenwonder als Willemsen komt een heel eind met woordenboeken en grammatica’s, het Nederlands als eerste moedertaal, het Portugees als tweede en een goede beheersing van het Spaans en Engels. Hij maakte zich de passieve kennis van het Papiaments redelijk snel eigen.

Een mooi voorbeeld van Willemsens werkwijze is de totstandkoming van zijn vertaling van ‘Shi Kanina’. (‘Shi’ is een aanspreektitel voor vrouwen waaruit ontzag spreekt). Met de drie vertalingen van dit gedicht die in het Verzameld werk (1958) van Colá Debrot staan, toelichtingen op niet gangbare Papiamentse woorden, heen en weer faxen, overdenkingen over de gevoelswaarde van woorden en enig giswerk kwam hij tot het volgende resultaat:

Shi Kanina, zij van Rosaminta,
zó’n wijf in haar gloriejaren,
Shi Kanina heeft verdriet.

Shi Kanina kent het leven,
heeft gedronken en gedanst
en als je het waagde Shi Kanina uit te dagen,
tilde ze haar rok op, handen op de heupen,
en je kon de wind van voren krijgen.

Deze zelfde Shi Kanina, papillotjes in de haren,
zit nu vroom de rozenkrans te bidden bij het Kruis.

Wanneer je Shi Kanina naar de kerk ziet stevenen,
kijk uit! Dan slaan haar rokken je nog steeds omver,
hoezeer haar vurigheid ook is gedoofd.

Opzij, opzij! Ze moet haar spullen
op háár plaatsje op háár kerkbank leggen,
Wat een egelvis, met al haar stekels
opgezet tegen de hele wereld!

Stegen van Punda, weten jullie nog
Hoe Shi Kanina doorging tot de ochtend?
Hoe de jongens en de meiden dansten
op het deinen van Kanina’s heupen?

Toen Shi Kanina’s tong nog scherp was,
sneden haar woorden door je ziel
en brachten je zó van streek
dat je de hemel om genade wilde vragen.

En nu klappert haar kakebeen
van onder haar karbonkelneus
drie rozenkransen en een akte van berouw
voor de kwajongens op de pont naar Punda uit haar jeugd.

Shi Kanina, zij van Rosaminta,
zó’n wijf in haar gloriejaren
is verzadigd van de liefde. Ze is moe.
Vrouw van het leven – ssst, daar komt ze aan.
Shi Kanina heeft verdriet.

‘Vertalen is een spelletje canasta: als je aan het eind maar je rijtje hebt. Een ander rijtje dan de schrijver, uiteraard. En verliezen doe je altijd’, zei Willemsen in een workshop op Curaçao. Als dat zo is, moet het originele gedicht wel uitzonderlijk goed zijn.

Hans Puper

J. Heymans – Canasta op Curaçao. Over August Willemsen en het Papiaments. Fragment, Leiden. 191 blz. € 49,50.