De reconstructie van een leeservaring

Wel vaker heb ik een boek even weggelegd om wat handwerk te verrichten, voor de afwisseling, of omdat ik eigenlijk niet zo goed kan kiezen tussen hoofd en handen, maar nog niet eerder heb ik een boek weggelegd om te knutselen, juist met het doel het verhaal beter te begrijpen. Ik deed het bij Dagen als vreemde symptomen van Leonieke Baerwaldt, en wel om precies te zijn toen ik was beland bij het tweede deel ‘Verkenningen’, dat begint met: ‘De band van Möbius is een ruimtelijke figuur die slechts één kant heeft.’ Voordat ik zou verder lezen, wilde ik vat krijgen op deze band, en vanwege mijn beperkte ruimtelijke inzicht, had ik het nodig om deze daadwerkelijk uit papier te knippen en plakken en daarna in de lengte door te knippen, om zo tot de verbijsterende ontdekking te komen dat ik het oneindigheidsteken voor me had liggen. Alleen al om de eenvoudige reden dat deze roman van Baerwaldt mij een nieuwe kijk op het verschijnsel ‘slechts één kant hebben’ heeft verschaft, kan het voor mij niet meer stuk, maar daarmee heb ik slechts één kant belicht van dit veelzijdige kunstwerk.

Net als bij een ruimtelijke figuur kun je ook dit boek van diverse kanten benaderen. Zelfs letterlijk: je begint weliswaar altijd bij de kaft, waar in dit geval het oneindigheidsteken op prijkt als een soort trap, maar dat wil niet zeggen dat je daarna het boek van voor naar achter moet lezen. Bij de eerste verkenning – bladeren – blijkt namelijk dat er hele stukken in staan die voor poëzie door kunnen gaan: ‘Ergens las ik dat hoop de verwarring is tussen de wens van een gebeurtenis en de waarschijnlijkheid ervan.’ Een prachtig aforisme, dat misschien van buiten het boek komt, omdat de verteller het zelf ook ergens gelezen heeft, maar dat toch hier op de bladzijde is beland en opnieuw wordt gelezen.

Na het aforisme komt een oneindigheidsteken en dan de simpele vraag ‘Wat ons tegenhoudt?’ Daarop volgt: ‘Louis, die het geen reëel plan vindt.’ Zonder te weten wie Louis is, omdat je het boek via een zijingang bent binnengeslopen, krijg je wel een vermoeden. Hoe vaak word je in je verlangens niet tegengehouden door het zogenaamde realisme van een ander? Louis is kennelijk een obstakel, maar niet per se het enige wat ons tegenhoudt:

Ontstekingen, reflux, incontinentie, obstipatie, blaasretentie, kokhalzen, verslikken, stikgevaar, hypotonie, heupluxatie, scoliose, vergroeiing aan handen en voeten, een veranderend epilepsiebeeld, spierspasmen, verstoorde prikkelverwerking.

Ja, goed, dat ook.

Maar zou je willen, vraag ik aan jou. Naar de zon?

Dan wordt het tijd om het boek grondig te gaan lezen, want hier wil je meer van weten. Wie wordt hier tegengehouden door Louis en daarnaast nog door allerlei gruwelijke symptomen? Het boek bestaat uit ‘reconstructies’, ‘verkenningen’, ‘ontdekkingen’, ‘confabulaties’, ‘wendingen’ en ‘reconstructies’. Opvallend is dat het boek begint met het derde hoofdstuk over ene Sisyphus en dat het eerste en tweede juist helemaal aan het eind staan. Er valt dus wel het een en ander te reconstrueren.

Het is Sisyphus die zich door de dagen worstelt. De worsteling is vergelijkbaar met die van haar mythische voorganger, omdat ze zorgt voor haar meervoudig gehandicapte dochter Mia. Hoezeer ze deze ook liefheeft, de zorg houdt dag en nacht aan, wordt als de steen die bovenaan de berg weer naar beneden rolt, waardoor ze hem de volgende dag weer opnieuw naar boven probeert te zeulen. Als in een negentiende-eeuws boek zijn de hoofdstuktitels op zichzelf al veelzeggend: ‘VI Sisyphus denkt terug aan die eerste keer na de bevalling’, ‘XXIV Sisyphus kan de klok erop gelijkzetten’, ‘XXXI Sisyphus probeert het gat te negeren’. In deze nieuwe context werken deze titels echter vervreemdend en werpen ze een ironisch licht op de ellendige situatie waar Sisyphus in verkeert. De moeder wordt heen en weer geslingerd tussen praktische handelingen om haar dochter zo goed mogelijk te verzorgen en filosofische of soms ronduit wanhopige gedachten over de zin van haar leven.

Van Louis hoeft ze weinig te verwachten. Hij vlucht voor alle zorgtaken en heeft als excuus dat er toch vooral ook geld verdiend moet worden. De zorg voor Mia is iedere dag nodig, maar door het steeds groter wordende lichaam ook slopend en ontluisterend. Er komt een moment dat ze Mia naar de dagbesteding moet brengen en dat zij achter de lege rolstoel niet alleen het gemis van haar dochter moet verwerken, maar ook ineens zelf haar dag moet invullen.

Het fragmentarische van het verhaal is ijzersterk. Soms weet Baerwaldt met één zinnetje een hoofdstuk te vullen. De dagen die als lood voelen, maar die ook kunnen omvliegen terwijl je het gevoel hebt dat je niet meer kunt terughalen wat je hebt gedaan, hebben eenzelfde soort verkniptheid. Hiermee ervaar je hoe tijd lineair verstrijkt, terwijl je toch in een vicieuze cirkel zit. Het boek heeft een wonderlijke mix van filosofische abstracties en heel concrete alledaagse bezigheden, waarmee de auteur het kleine lijdensverhaal tot een mythe ombouwt. In de lange reeks gebeurtenissen vallen gaten. Door voortdurende overbelasting raak je de grip kwijt. Wat doet de jonge moeder met haar dromen en verlangens en haar liefde voor haar dochter?

In Dagen als vreemde symptomen blijf je gekluisterd aan de prachtige zinnen en leegtes ertussen. Door de bijzondere compositie ontvouwt zich dit ontroerende verhaal van de gewone moeder die voor haar dochter zorgt, als de mysterieuze band van Möbius: klaar om te reconstrueren. Naast met schaar en papier kun je de betekenis vooral ontrafelen met je hoofd en je hart en dan laten deze dagen van Sisyphus je als vreemde symptomen met geen mogelijkheid onberoerd.

Dietske Geerlings

Leonieke Baerwaldt – Dagen als vreemde symptomen. Querido, Amsterdam. 232 blz. € 22,99.