Kroniek van een vriendschap

Dat Jeroen Brouwers (1940 – 2022) een hartstochtelijk schrijver van brieven is, bleek eerder al uit het monumentale Kroniek van een karakter (1986 en 1987), een uit twee delen bestaand en achthonderd pagina’s tellend ‘brevarium’. Het uitgangspunt van de briefwisseling tussen Jeroen Brouwers en de legendarische uitgever Geert van Oorschot (1909 – 1987) is door het overlijden van Brouwers anders dan bij Kroniek van een karakter. Voor laatstgenoemd boek had Brouwers de brieven aan zijn correspondenten – vriend en vijand – bewerkt, herschikt en gedeeltelijk herschreven. De brieven aan en van Geert van Oorschot zijn, in zoverre ze bewaard zijn, volledig opgenomen en door Lodewijk Verduin vakkundig voorzien van commentaar. Er is ook een nawoord van Merijn de Boer.

Tijdens zijn leven wou Jeroen Brouwers zijn correspondentie met van Oorschot niet publiceren omdat hij twijfelde aan het belang ervan. Bovendien waren er nog te veel mensen waarover in de brieven wordt geschreven die nog leefden en wier privéleven Brouwers liever binnenskamers wou houden. Gelukkig is de briefwisseling alsnog uitgegeven want ze bevat prachtige en interessante brieven – bovendien is de briefwisseling ook nog eens in een mooi vormgegeven en ingebonden boek verschenen. Net als Kroniek van een karakter kan Briefwisseling 1968 – 1986 worden beschouwd als ‘een autobiografie in briefvorm’: Brouwers schrijft over eigen leven en werk. Maar uiteraard komt ook de ruimere literaire wereld aan bod: een hele rits schrijvers, journalisten en uitgevers passeert de revue – dikwijls grote namen, soms in vergetelheid geraakte literaire randfiguren.

We leren Brouwers bij aanvang van de briefwisseling kennen tijdens zijn Brusselse jaren. Hij werkt als rechterhand van Angèle Manteau bij haar uitgeverij, is getrouwd en heeft twee zoontjes. Later verhuist hij met een nieuwe geliefde naar Nederland, waar hij rust vindt, zich langzaam losmaakt van zijn baan bij Manteau en zich fulltime toelegt op het schrijven.

Brouwers had van Oorschot in 1968 kort ontmoet ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan van Uitgeverij Manteau, waarna ze al snel een correspondentie startten. Hoewel het leeftijdsverschil aanzienlijk is en van Oorschot al een monument was terwijl Brouwers pas om de hoek van de literatuur kwam kijken, corresponderen de twee als gelijken. De mannen geven elkaar meermaals te kennen dat ze elkaar graag nog eens in levenden lijve zouden zien, maar telkens komt het er niet van. Pas na drie jaar corresponderen, ontmoeten ze elkaar voor de tweede keer en dat was geen aangename gebeurtenis. Van Oorschot:

Enfin, we hebben elkaar nu ontmoet. Het was helaas geen succes. Een beetje beschamend wèl.

De correspondenten blijven toch vooral vrienden via hun brieven. Vrienden die elkaar onvoorwaardelijk steunen maar die ook hun kritiek op elkaar niet sparen. De aanvallen van Jeroen Brouwers op van Oorschots tijdschrift Tirade – waarin hij veelvuldig publiceerde – zijn scherp:

Ik verwijt je kortzichtigheid en pudeur. […] Doe godverdomme toch eens wat nieuws in dat Tirade van je.

Van Oorschot geeft meermaals te kennen dat Brouwers’ proza te bloemrijk is en dat hij zich bezondigt aan ‘beeldovervloedigheid’. Toch zijn de mannen op elkaar gesteld en hoewel de vriendschap soms wat blijkt te ‘haperen’ (dixit van Oorschot) blijft de vriendschapsband bestaan. Het is pas tegen de jaren tachtig dat de mannen gebrouilleerd geraken.

De romans, verhalen en polemieken van Brouwers zijn altijd erg bedachtzaam geschreven: elk woord, elke zin en elk leesteken is afgewogen. De structuur is ingenieus en de symboliek weldoordacht. In zijn brieven schrijft Brouwers losser, maar zijn pen blijft geniaal: soms vilein, soms grappig, altijd mooi. Maar ook de brieven van Geert van Oorschot zijn prachtig geschreven – de uitgever van Reve en Hermans heeft overigens ook zelf literair werk gepubliceerd dat in de brieven door Brouwers wordt gewaardeerd maar ook van commentaar wordt voorzien.

Enkele welbekende thema’s van Brouwers komen aan bod. Uiteraard zijn drie belangrijkste en overkoepelende onderwerpen: liefde, literatuur en dood. Ook zijn angsten en vertwijfelingen:

Beste Geert & Hillie, ik ben de laatste maanden op een aan krankzinnigheid grenzende wijze onrustig en bang. Eenieder heeft het op mij gemunt, wil mij kloten, benadelen, bespotten, kleineren, miskennen, slaan, in de steek laten, mijn auto kapotmaken, dingen van mij stelen, mijn huis binnensluipen, mij in een gesticht opsluiten.

Ook over het geworstel met het schrijven en zijn kritiek op het enggeestige literaire klimaat en het zieke ‘boekbedrijf’ zijn talloze citaten te vinden. Uit 1969:

De Literatuur, al ben ik er nòg aan verslingerd, begint mij zoetjesaan mijn strot uit te komen: het is een grotendeels corrupt en bezwadderd bedrijf en wie geen grote muil heeft komt er ook in dat bedrijf niet aan te pas.

Brouwers schrijft over zijn onzekerheid en wanhoop over eigen werk, over de slechte verkoopcijfers:

Ik ben de wanhoop en de verbittering zèlf. Al mijn mooigemaakte, diepdoordachte, met lofgetetter en prijzen bedachte meestergeschriften liggen in de ramsj.

Er staan passages in het boek over zijn kostschoolverleden, het gedoe met vrouwen en de worsteling met alcohol (‘Ik ben een beetje aan de kruik.’) En over zijn weemoedigheid:

Beste Geert, ik ben erg blij met je brieven. Na lange tijd weer en juist nu zijn ze me zeer welkom: ik ben eenzaam en nerveus, bij tijden weet ik me geen raad, er is veel dat me dwarszit en ik bloed uit vele wonden.

Maar al zijn onderwerpen en thema’s monden uiteindelijk uit in zijn onvoorwaardelijke, eerlijke en compromisloze toewijding aan de literatuur. Briefwisseling 1968 – 1986 zal wellicht geen nieuwe lezers bereiken, maar voor zij die reeds bewondering hebben voor Brouwers, zal het lezen van dit wondermooie boek een feestelijke gebeurtenis zijn.

Kris Velter

Jeroen Brouwers & Geert van Oorschot – Briefwisseling 1968 – 1986. Atlas Contact, Amsterdam. 576 blz. € 45,00.