Eise Eisinga, ambachtsman, ondernemer, astronoom en democraat

In mei 1781 liet Eise Eisinga de eerste bezoekers toe tot zijn planetarium, gebouwd in de woonkamer van De Ooievaar, zijn Franeker huis annex bedrijfsruimte. Terwijl hun blikken, naar het plafond gleden, lazen ze de tekst, aangebracht boven de bedstee: ‘Dit Planetarium Hemelsplein Zon en Maanwyzers is uitgedagt en vervaardigd door Eise Eisinga in de jaren 1774 tot 1781’.

Eisinga (1744 – 1828) is meermalen in biografieën geportretteerd; bij leven nog door Jacobus Scheltema, die hem in 1818 neerzette als een man, gekenmerkt door nederigheid, zedigheid en onbesproken braafheid en in 2021 door Arjen Dijkstra in De hemelbouwer. Sindsdien is menigeen die over Eisinga schreef, bezweken voor de verleiding de eenvoud van de ambachtsman te benadrukken om zijn astronomische genie extra reliëf te geven. Sandra Langereis bewijst in haar onlangs verschenen Eisinga-biografie, Machineman, hoezeer het beeld van de eenvoudige, brave ambachtsman onjuist is en de figuur Eisinga ernstig geweld aandoet. Als succesvol wolkammer leidde Eisinga een bedrijf dat vaste knechten in dienst had en vele tientallen vrouwen thuiswerk verschafte en dat voor zijn sajet in heel Nederland en zelfs daarbuiten afzetmarkten vond. Je zou zulke 18de-eeuwse, Friese wolkammersbedrijven kunnen beschouwen als een vorm van protokapitalisme, aldus Langereis.

Als wolverver werd hij een grootmeester. Als succesvol ondernemer kon hij het zich permitteren een planetarium uit te denken en te bouwen. In diezelfde tijd, in 1777, trad hij toe tot het Franeker stadsbestuur, zich toeleggend op modernisering van fondsenverwerving voor de armenzorg. Tot 1777 heette hij Eise Jeltes, maar bij zijn intrede in de vroedschap voegde hij daar het voorname Eisinga aan toe. Voortaan was hij E.J. Eisinga.

De Amerikaanse Revolutie maakte grote indruk op de Nederlandse, verlichte burgerij, die niks moest hebben van de monarchale pretenties van de Oranjes. De vierde zeeoorlog tegen de Engelsen (1780 – 1784) verliep rampzalig voor Nederland, want Willem V had de marine veronachtzaamd en van de strijdkrachten een peperduur, maar krachteloos operetteleger gemaakt. Vanaf 1780 ontwikkelde zich een beweging van zich patriotten noemende burgers die vrijheids- en gelijkheidsrechten eisten en zich verzetten tegen de autocratische Oranjes. In 1786 liepen de spanningen tussen Patriotten en Orangisten hoog op, waarna Willem V de hulp van Pruisen inriep. In 1787 viel een Pruisisch leger Nederland binnen. Langereis gaat diep in op deze roerige periode en op het patriottisme, dat vooral in Noord-Nederland sterk was: Franeker was een centrum van patriottische activiteit. Eisinga was een patriot en niet de minste, zeker niet als bestuurder. Hij was het die het initiatief nam tot de bouw van het stadsarmenhuis, dat nog steeds aan de Franeker Sjaardemastraat staat.

In 1787 richtten patriotten een Fries defensiewezen op, waarvan Eisinga de financiën beheerde. Nadat het Franeker garnizoen de Zuiderzee overstak om het belegerde Amsterdam te hulp te schieten, werd Franeker door Willems huursoldaten ingenomen. Prominente patriotten moesten vluchten. Zo ook Eisinga, die in Duitsland in ballingschap ging. In 1790 reisde hij naar het Groningse Visvliet, dat veilig geacht mocht worden. Hij werd echter door patriottenjagers opgepakt en zat zonder proces 381 dagen gevangen in de Leeuwarder Blokhuispoort. In 1792 werd hij gevonnist: vijf jaar verbanning uit Friesland, een bestuurlijk beroepsverbod en betaling van de kosten van zijn proces en zijn levensonderhoud als gevangene.

In 1795 kwam de Franse Revolutie naar Nederland. Meteen stelde Eisinga zich in Friesland verkiesbaar als volksvertegenwoordiger. Hij werd gekozen, waarna hij van onschatbare waarde bleek als lid van de Rekenkamer. In 1798 werd hij afgevaardigd naar Den Haag, om te helpen bij de vormgeving van de moderne parlementaire democratie. In 1806 was het gedaan met de Bataafse Republiek en met Eisinga’s politieke en bestuurlijke activisme. Met wolkammen viel niet veel meer te verdienen en het werd zaak fondsen te vinden om het Planetarium werkend en wel voor de toekomst veilig te stellen.

De ironie van de geschiedenis wil dat de nieuwe Oranje-dynastie, in 1815 in het zadel geholpen, een handje hielp. In 1818 kwam Willem I op bezoek – de koning kroop op handen en voeten tussen de tandwielen door over de zolder. In 1825 kocht het rijk het Planetarium aan en betaalde voor onderhoud een jaarlijkse vergoeding. Wist de koning van Eisinga’s patriottisme? Misschien niet. Om niet in problemen te komen liet Eisinga wijselijk zijn politieke en bestuurlijke verleden al langer onvermeld.

Machineman is meer dan een uitstekende biografie van Eisinga, Langereis schreef met verve ook de geschiedenis van de democratiseringsbeweging zoals die zich in het laatste kwart van de 18de eeuw met name in Friesland manifesteerde. Machineman is fraai uitgegeven en bevat vele illustraties in kleur.

Hans van der Heijde

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 10 november 2024.

(foto: Bert Knot, via Wikipedia CC BY-SA 2.0)