Column: Eric de Rooij – Homo ludens
Ik sla niet snel een uitnodiging af en beleef een zeker genot als ik gestoord word. Mag ik je bellen? Mailen? Appen? Ja hoor. Is het nieuwsgierigheid, een zucht naar afwisseling? Vast iets anders. Iets dieps en heel onbewusts.
Ter voorbereiding op een avond in de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) sprak ik Rina Spigt bij Le Pain Quotidien. ‘Wat prachtig is,’ zei ze, nadat we veel hadden gesproken over de hommage aan het werk van Hans Warren die zij en Theodor Holman voorbereidden, ‘is de kleine roman Ik? van Peter Flamm. Ken je die? Eerste Wereldoorlog, een man keert terug van het slagveld, iedereen is blij om hem weer te zien, alleen de hond reageert afwerend.’
Het boek uit 1926 is dit voorjaar in vertaling verschenen en was aan mijn aandacht ontsnapt. Maar door de lovende woorden van Rina, bestel ik het boek bij thuiskomst meteen. Peter Flamm (1891-1963) is het pseudoniem van Erich Mosse. Joods. In 1933 uit Duitsland gevlucht, naar de Verenigde Staten. Een avond lang zoek ik naar alle mogelijke achtergronden van Ik? en zijn auteur. Het boek zelf laat zich minder gemakkelijk veroveren. De terugblik waarmee Ik? wordt afgesloten raakt. Mosse keert na de Tweede Wereldoorlog terug naar Duitsland. Een man slaat een arm om hem heen en zegt diep gegrepen te zijn door zijn radioprogramma. ‘Ik waardeerde zijn ontroering, maar terwijl zijn lichaam te dicht bij het mijne kwam, kon ik de gedachte niet van me afschudden: en wie heb jij van kant gemaakt?’
In dezelfde week vraagt schrijfster Dens Vroege of ze mij haar boek De paden der liefde mag toesturen. Natuurlijk. En natuurlijk popel ik weer van nieuwsgierigheid als het pakketje arriveert. Vier liefdesverhalen met een happy end. Levendige dialogen, humor – het boek bezorgt me een vrolijke avond.
Bijna tegelijkertijd stuurt Arnold ten Oever mij digitaal zijn boek Watje!? Een inkijkje in de ziel van een hoogsensitieve man. Hij denkt dat ik ook hoogsensitief ben. Online doe ik een testje en scoor hoog. Ik scroll door zijn boek, want bij boeken op een beeldscherm kan ik moeilijk mijn aandacht houden. Het is een autobiografische vertelling met veel cursieve passages, een ontdekkingstocht, met een interessant nawoord over wat nu hoogsensitiviteit is.
Dan zit ik woensdagavond aan een tafel in het restaurant van de OBA met de gasten voor de hommage aan Hans Warren. Rina trakteert op hamburgers, saté en friet. Ietsje verlaat schuift presentator Theodor Holman aan. Hij hoeft niets te eten, wil alleen heel veel water. Het gesprek komt op een dichteres. In 2019 plotseling overleden. Een vrouw voor het ongeluk geboren. Asperger. Zocht psychische hulp bij juist die ene psychiater in Nederland die totaal niet geloofde in Asperger. Extreem in de liefde. De voorbeelden zijn hilarisch en tegelijk pijnlijk. Op de dag dat ze zich in het groen had gestoken viel een boom op haar. Het duurde lang voordat iemand haar hoorde en vond.
Ik zoek haar portret op internet en zie dat dit haar sterfweek is. Snel lees ik digitaal enkele gedichten (in gezelschap ben ik niet altijd gezellig). Haar gezicht ontroert me. Ze leest op een televisieclipje het gedicht ‘Zwoel’ voor: het zou kouder worden/ we zouden ouder worden/ onze vriendschap moeten achterlaten/
Na afloop van de hommage geeft een vriendin van Rina me haar kaartje. Kom eens langs. Voor als ik meer over Ilse Starkenburg zou willen weten. Ook dat soort uitnodigingen sla ik nooit af. Uit lust. De lust me in de gewoonte van alledag te laten storen. Mensen en boeken, altijd weer die combinatie. Eigenlijk, een lust tot spelen, bedenk ik me en meteen zoek ik Huizinga op.
Eric de Rooij