Recensie: Slobodan Snajder – De engel van het verdwijnen
Niemand sterft helemaal
Na eerder de monumentale roman De reparatie van de wereld in vertaling te hebben gepubliceerd, bracht uitgeverij De Wereldbibliotheek onlangs een tweede grote roman uit van de Kroatische auteur Slobodan Snajder, De engel van het verdwijnen. Voor beide vertalingen tekende Roel Schuyt.
De engel van het verdwijnen vertelt het levensverhaal van Anda Berilo, vanaf de tijd dat zij, kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, als jonge dienstmeid in Zagreb werkt, tot aan haar dood, bijna zestig jaar later. Anda is na haar geboorte op een vuilstort in een havenstad te vondeling gelegd, gewikkeld in een jutezak waar koffiebonen in gezeten hadden. De man die haar vond en naar het politiebureau bracht, mocht haar zijn achternaam geven, maar kreeg ook op zijn kop. Had hij, Berilo, gaatjes is de zak gemaakt om koffiebonen te stelen, een praktijk zo populair onder havenarbeiders dat in café’s langs de kades altijd uitstekende Braziliaanse koffie werd geserveerd?
Anda heeft een kamertje in het huis in Zagreb waarvan de oude mevrouw bij wie ze in dienst is een etage bewoont. In het souterrain woont een arbeider, de andere etage wordt gehuurd door de tuberculeuze meneer Gavrinic, die leeft in zijn boeken. Soms wordt ook de zolder gebruikt om mensen onder te brengen, die maar beter verborgen blijven. Zoals het jongetje Magus, van wiens herkomst niemand het fijne weet, zij het dat alle bewoners wel kunnen raden dat hij joods is. De wereld is in oorlog, in Kroatië hebben de nazi’s Ante Pavelic en diens Ustasa-beweging de vrije hand gegeven voor een collaboratie-bewind. Joden worden vervolgd en uitgeleverd aan de nazi’s, opposanten worden opgesloten in concentratiekampen of vermoord en de Ustasa vecht een harde strijd uit met het ondergrondse verzet. De communistische ondergrondse wordt in die strijd zo sterk dat de Ustasa alleen nog heerst in de steden.
Magus, beter gezegd: de geest van het kind Magus opent de roman met zijn weergave van vier visioenen, waarvan de eerste teruggaat tot de zestiende eeuw en de laatste gebeurtenissen uit 1941 beschrijven. Daarna geeft Snajder Het Huis de rol van verteller, een rol die het in de roman nog vele malen op zich zal nemen. Het Huis kan in alle kamers kijken, dankzij de spiegels die er hangen. Het kan daardoor dingen over bewoners vertellen, die zij van elkaar niet aan de weet kunnen komen.
En dan is er nog een alwetende verteller, die verhaalt over wederwaardigheden van met name Anda en Gavrinic, die zich afspelen buiten de muren van het huis. Anda’s leven wordt getekend door de geschiedenis van Kroatië en Zagreb, geschiedenis die zich van zijn wreedste kant laat zien in de twintigste eeuw. Zij verliest haar grote liefde, kort nadat die zich aan haar heeft geopenbaard en ze zal nog meer verliezen. Ze maakt zich de communistische idealen eigen, verlaat Zagreb en sluit zich aan bij het gewapende verzet. Later rekent ze uit dat ze als koerierster zeventienduizend kilometer heeft afgelegd, lopend welteverstaan en dat vaak over de moeilijkst denkbare terreinen.
Anda is intelligent en haar conversaties met Gavrinic, voortgezet na 1945, kenmerken zich door filosofische diepgang. Leert zij dankzij die gesprekken de waarde van haar morele kompas? De engel van het verdwijnen telt meerdere personages die recht hebben op positieve waardering, maar Anda is Snajders grote heldin, nu juist vanwege haar morele standvastigheid. In een stad waarin Serviërs zo worden gehaat dat bijna niemand bezwaar maakt tegen hun brute discriminatie, waar jodenvervolging, repressie en martelpraktijken van de politie en de staatsveiligheidsdienst de dagelijkse werkelijkheid bepalen, vergt consequent vasthouden aan morele principes zelfs van fatsoenlijke, integere mensen vaak te veel. Ook later, na de vestiging van Joegoslavische federatie, blijken moraal en ethiek vaak slechts instrumenten ten behoeve van Tito’s communistische staat. Toch vasthouden aan simpele waarden als eerlijkheid en integriteit doet Anda tijdens een ‘partijzuivering’ op het beruchte gevangeniseiland Goli Otok belanden.
Na Tito’s dood begon de federatie uiteen te vallen. Kroatische ultranationalisten als Tudjman zagen hun kans schoon, wakkerden oude anti-Servische ressentimenten aan en koersten samen met hun Servische tegenhangers af op een wrede burgeroorlog. Ook dat zal Anda nog meemaken. Anda is een fictief personage in wier karakter Snajder eigenschappen heeft verzameld, die mensen behoren te hebben om een samenleving te kunnen scheppen waarin medemenselijkheid de toon aangeeft: empathie, morele standvastigheid en het vermogen én de wil om na te denken. Snajder heeft van haar een eenling gemaakt, een eenling zonder dat te willen zijn, maar ook zonder er veel tegen te doen, en dat stemt niet tot optimisme.
Deze fenomenale roman kan worden beschouwd als een literair monument – voor Anda en Gavrinic en voor de stad Zagreb. Snajder parafraseert Horatius: ‘Ik zal niet geheel sterven en menig deel van mij zal aan Libitina (de doodsgodin) ontkomen’. Is het de engel van de titel, die van het verdwijnen, die ervoor zorgt dat niemand geheel sterft en dat een deel bewaard blijft, bijvoorbeeld als eigenschap van een romanpersonage?
Hans van der Heijde
Slobodan Snajder – De engel van het verdwijnen. Vertaling Roel Schuyt. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 416 blz. € 27,99.