Deze recensie van het debuut van Janneke Jonkman stamt uit 2001.

Elkaar missen

Max en Kaneel gingen vroeger met elkaar, maar hoe precies wordt niet duidelijk, daarna raakte het uit, ook dat komt niet scherp in beeld en nu lopen ze elkaar te zoeken of liever te proberen elkaar niet kwijt te raken in de eigenaardig etherische roman Soms mis je me nooit. Ik denk niet dat het verhaal er helemaal toe doet. We maken belevenissen mee van opgroeiende jongelui: verliefdheden, feestjes, misverstanden, verdriet, drank en ontmoetingen. En Max en Kaneel kunnen elkaar maar niet kwijtraken, hoe Max het ook probeert, bijvoorbeeld via zoen- en neukpartijen met andere meisjes, hoe hij ook neergezet wordt als een oppervlakkige jongeman. Kaneel kwijt raken, dat wil maar niet lukken. En Kaneel? Die zoekt Max.

Ik vind dit een prachtig gegeven: elkaar ontlopen en toch niet kwijtraken, je best doen elkaar niet tegen te komen en elkaar steeds opnieuw ontmoeten. Geliefden die elkaar wegrationaliseren, maar er helpt allemaal geen lieve moedertje aan: Kaneel en Max blijven rond elkaar cirkelen. Janneke Jonkman benadrukt dit nog door dan weer vanuit Max en dan weer vanuit Kaneel te schrijven.

Er is meer opvallend in dit ook vertederende boek. Jonkman slaagt erin zo ongeveer iedere maatschappelijke context uit haar werk weg te werken. Wat doen die jongelui eigenlijk. Geen idee. Ze bezoeken feestjes, vrijen m t elkaar, gaan dan maar weer ergens anders heen, slapen uit, brengen vervolgens een bezoek aan andere vrienden vriendinnen of gaan een avondje Monopoly spelen bij weer iemand anders thuis. Maar hoe komen die mensen toch aan geld? Wat zijn hun maatschappelijke ambities? Wat willen ze precies? Onbekend. In welk land speelt het zich eigenlijk af? Misschien Nederland, maar zekerheid bestaat niet, want namen van straten en steden worden niet genoemd. Utrecht? Groningen? Amsterdam? Het maakt dit boek merkwaardig zwevend, overigens zonder zweverig te worden.

Een paar kanttekeningen. Jonkman vertelt niet alleen het verhaal van Max en Kaneel, ze werkt er de uiteindelijk dramatische geschiedenis doorheen van Maria, Kaneel’s zusje. Dit maakt haar boek tegen het einde plotseling zwaar, terwijl de grote kracht ervan juist de eigenaardige lichtheid van verteltoon is. Max is misschien te vaak te opzichtig een jongen die op geen enkele manier verantwoordelijkheid wil nemen en Kaneel wil nog wel eens een soort lyrisch gezwatel voortbrengen – ‘de dingen verzinnen zichzelf’ – waarvan ik bij andere boeken heel snel nerveus zou worden. Maar op een of andere manier werkte het geheel toch, en dat komt uiteraard alleen door de authentieke stijl die zich uit alle macht niet wil aansluiten bij welke stijl dan ook en zeker niet bij de stijl van o-ik-ben-zo-betrokken-bij-de-wereld-proza. Heel soms begint er zich toch een voorzichtig thema uit dit raadselachtige boek los te zingen. Kaneel formuleert het een keer tegen Max wanneer ze heel kwaad is: ‘Ik word niet goed,’ zegt ze ergens tegen het einde, ‘van dat alle mensen altijd maar doen alsof ze alles begrijpen terwijl niemand ergens wat van begrijpt. En weet je wat het ergste is? Dat jij ook zo bent en dat je het weet.

Kees ’t Hart

Janneke Jonkman – Soms mis je me nooit Bert Bakker, Amsterdam. 218 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 17 augustus 2001.