Column: Erik Nieuwenhuis – Oude sleutels
Debussylaan 73, 67 en 13. Toutenburg 422. Kornoeljestraat 2F-28. Ubbo Emmiusstraat 10 en 10a. Hendrikstraat 7a. Stratinghweg boot 28(?). Sloep 337. Slachthuisstraat 84. Soendastraat 131, Leidsekade 88-III, Van Bossestraat 27-III, Minervaplein 37-4 achter, Lodewijk Boisotstraat 11-II, Da Costakade 176, Chasséstraat 2-III.
(Mijn persoonlijke aflevering van ‘vergeten huurhuizen’)
Met uitzondering van het eerste adres (‘het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets, maar ’t is waar ik geboren ben’) kan ik het interieur van de huizen waar ik heb gewoond nog met een zekere mate van precisie voor u uittekenen. De plek waar het aquarium stond waar eens per week de roze wormpjes in kronkelden; het achterhoekje van de zolder waar de appels te drogen lagen; de vensterbank met de zieltogende dieffenbachia; het douchehok op het balkon met de tuinslang die door een gat in de muur naar de geiser liep; het glas-in-lood; de nis met de boekenkast en het huilende zigeunermeisje; het veel te grote bed in de veel te kleine woonboot; de kale betonnen vloer in de lege achterkamer van de veel te ruime nieuwbouwflat; het morsige leren bankstel in de gemeenschappelijke leefruimte; de rechthoekige stalen prachtkachel waarnaast ik Het boek alfa* van Ivo Michiels las; de afgebladderde verf en de altijd natte wc-bril; de penetrante geur van duivenstront en het gekrabbel van de muizen achter de plinten; het elektrische kookplaatje waarop ik vooral witte bonen dans la sauce tomate bereidde; het geblokte vinyl op de keukenvloer; de wc die zo klein was dat je niet met de deur dicht kon poepen; de achterkamer met de landkaarten bij wijze van behang; de kamer waar het handgemaakte kinderbedje stond waarmee het verhaal voor mijn zoons weer van voren af aan begon.
Werelden die schuil gingen achter deuren, waarvan ik vanaf mijn veertiende de sleutel had. Onder degenen die dit lezen zijn geheid vrienden en familieleden die een handvol van de geschetste beelden herkennen. Sterker nog: met wie ik de plee, balkon en in een enkel geval zelfs het bed deelde. Maar er is niemand die ze allemaal voor zich ziet. Gelukkig niet. Als je probeert je dat voor te stellen, kom je toch snel uit bij Carla en Frank van Putten.
Je wordt ergens geboren en in de meeste gevallen ga je ergens anders dood. In de tussentijd krijg je tientallen sleutels overhandigd, die je na verloop van tijd weer moet inleveren. Op de dag dat de huismeester ze komt ophalen, kun je (kan ik) het reservesetje nooit terugvinden. Dat komt vier adressen later weer boven water tijdens een vruchteloze zoektocht naar de ring met de sleutels van de berging en de meterkast. Zeventien verhuizingen later heb je ineens een onbedoelde verzameling. Als je poëtisch was aangelegd, kon je daar een schitterend gedicht over schrijven.
Erik Nieuwenhuis
* De enige experimentele roman die ik met plezier heb gelezen.