De onderstaande recensie komt uit 2001.

Meemarcheren

In Koud van Geertrui Daem worden we verplaatst in twee werelden, die van Ingrid en haar vader. In het begin staat Ingrid centraal, opgroeiende puber in een kleine stad in België, we beleven haar visie, haar wereld, die van een meisje dat kennismaakt met uitermate indringende zaken: de dood van een schoolvriendinnetje, ontwakende seksualiteit, het leven zelf.

Ze beschikt over de eigenaardige eigenschap zich af en toe volkomen van de wereld af te sluiten, alsof ze al dood is en de wereld als levende dode beziet. Ze wil dan onbevooroordeeld zijn, afwezig en aanwezig tegelijk. Mooie scènes levert dit op, die tegelijkertijd dit meisje ineens zeer levend maken, kijk daar fietst ze, hier in de stad loopt ze ook rond en gisteren zag ik er een stel op een schoolplein. Daem is hier op haar best.

Langzamerhand krijgen we ook een kijkje in de gedachtewereld van haar vader en dan gaat het in dit boek een stuk minder. Haar vader is een ex-Koreastrijder die zijn verleden niet heeft kunnen verwerken, ook al is het allemaal alweer een tijd geleden. Hij is verbitterd over de sociale omstandigheden in België, maar vooral over de geringe belangstelling voor deze vergeten groep strijders, daar kan hij niet overheen komen. Deze man blijft een karikatuur. Daem is er niet in geslaagd hem tot leven te brengen omdat zijn opvattingen te veel expliciet aanleunen tegen die van het huidige Vlaams Blok, omdat ze hem geen goeie details meegeeft, deze man blijft hoe je het wendt of keert een rechts warhoofd.

Zo krijg je dus niet een interessant romanpersonage die je – al is het maar tijdelijk – wenst te geloven, die je meeneemt op je leestocht en waarvan je ondanks alles, ook al is het een eikel en een zak, toch een beetje gaat houden. Zo’n romanfiguur wil ik hebben. Maar geen bordkartonnen zeur met een beetje geklaag en gekanker, met meningen en gejammer, met zelfmedelijden. En die de schrijfster dan interessant probeert te maken door ons een tragisch einde voor te schotelen. Maar dan is het allang te laat omdat die man me al een bladzijde of honderd terug nauwelijks meer interesseerde.

Waarom wel zo’n interessant meisjespersonage en geen interessante volwassene? Ik weet het allemaal niet zeker, Daem maakt van haar Ingrid een bijzondere Ingrid door het in hulpeloze details te zoeken, het zit ’m in de kleine beschrijvingen. Bij haar vader krijgen we ‘lange halen gauw thuis’-proza, dan werkt Daem met botte contrasten: officieren zijn klootzakken, soldaten zijn oké, de regering is fout, het land is fout, iedereen dereen is gek etc., etc.

En Daem laat die man in zijn brieven ook nog een soort pathetisch lulmeierproza schrijven waar je absoluut direct haaruitval van krijgt. Ik begrijp dat zij ons via dat proza nog maar een keer van zijn domheid wil overtuigen, voor het geval we dat nog niet wisten. O, geef mij een andere ex-Koreastrijder, geef mij er eentje van bloed zweet en tranen, zodat ik voor even kan
meemarcheren Maar niet deze.

Kees ’t Hart

Geertrui Daem – Koud. House of Books, Vianen. 220 blz.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant op 14 september 2001.