Recensie: Joost Oomen – Het paradijs van slapen of Iemand die met bloemen fietst
Schoonheid in waardig sterven
In zijn debuutroman Het Perenlied liet Joost Oomen al zien wat zijn vitaliserende vertelkunst behelst. Ook Het paradijs van slapen of Iemand die met bloemen fietst kolkt van Oomens fabelachtige verbeeldingskracht en tingeltangelende taal vol ‘glimwormen die oplichten in een donker bos’. Je verblijft maar wat graag in een van zijn magisch-realistische universa, waarin je liefdevol leert om je meer te verwonderen. Oomen laat je anders kijken naar alledaagse schoonheid terwijl onder de oppervlakte sociale geëngageerdheid smeult.
In deze tweede roman leren we in vijf alternerende hoofdstukken twee mannen kennen: Theo Engel en Gerrit Blauw. Theo Engel helpt mensen die ondraaglijk en uitzichtloos lijden op een waardige manier hun leven te voltooien. In het eerste hoofdstuk wekt hij bevreemding op: hij jat waardevolle eigendommen van de patiënten bij wie hij de euthanasie uitvoert. En vervolgens gaat hij zeer disrespectvol met die dierbare ontvreemde eigendommen om. Ook in de andere hoofdstukken blijft er een zekere afstand tot deze introverte, eenzelvige man bestaan. Hij staat in de schaduw van het verhaal van Gerrit Blauw en dat lijkt ook precies de bedoeling. Hij is eerst en vooral een dokter.
Engel verklaart veel in deze roman. Dat doet hij in fraaie vergelijkingen. Zo legt hij een bevriende officier van justitie uit in welke groepen zijn patiënten in te delen zijn. Bij twintig procent van de gevallen gaat het om mensen die echt fysiek ziek zijn en die veel pijn lijden: ‘vaak hoef je alleen maar naar ze te wijzen en ze vallen al om. Als kippenvlees dat zo lang gestoofd is dat het vanzelf van het bot valt.’ Bij de overige tachtig procent draait het om eenzaamheid: ‘Niet per se eenzaamheid als in dat er niemand op visiste komt, dat valt op te lossen en daar geef ik geen spuitje voor. Maar existentiëlere eenzaamheid, omdat de patiënt de wereld helemaal anders begint te ervaren dan alle andere mensen om hem of haar heen.’
Gerrit Blauw heeft zich altijd ingespannen om zo veel mogelijk mooie dingen te maken, als dichter en als kunstenaar. We zijn getuige van zijn ingetogen leven, met een onvervulde, lang sluimerende liefde en een doodgebloede vriendschap. Gerrit is niet ziek, maar hij beschouwt zijn leven als voltooid. Hij kan nog volop van schoonheid genieten, maar hij is ervan overtuigd ‘dat die mooie dingen er ook wel zijn’ als hij er niet meer is. Oomen laat de taal zachtjes zingen in de hoofdstukken van Gerrit. Met sprankelende beelden wekt hij niet alleen Gerrits verleden tot leven, maar roept hij onuitwisbare beelden op. Beelden die ik nooit meer niet kan zien. Zo zal ik voortaan steeds als ik een waddeneiland bezoek dankzij Joost Oomen altijd speuren naar het silhouet van een giraf. Vurig zal ik hopen dat ik een giraffennek langs de duintoppen zie schrijden: ’Als je het mij nu zou vragen is dat, die giraf met haar zachte hoeven over die dennennaalden, het mooiste wat ik nooit heb gezien.’
Van Dokter Engels weifeling had ik graag iets meer geweten. Hij begon zijn werk vanuit een bepaald soort idealisme, maar het gevoel van zingeving lijkt naar de achtergrond te verdwijnen:’ Of niet verdwijnt, maar als een nat stuk zeep op een nat schoteltje veel te makkelijk heen en weer glijdt, alsof het stuk zeep en het schoteltje elkaar helemaal niet meer raken. Dat wat ik doe de wereld helemaal niet meer aanraakt, helemaal niet verandert. En de wereld mij niet meer.’ Is dokter Engel zelf ook levensmoe? Het draait in deze roman niet om zijn psyche of zijn afwegingen. Hij heeft als euthanasiearts nu eenmaal een dienende en eenduidige rol. Kundig verstrengelt Oomen de twee verhaaldraden in het laatste hoofdstuk met elkaar en laat hij ons ervaren welk een schoonheid er huist in waardig sterven.
Miriam Piters
Joost Oomen –Het paradijs van slapen of Iemand die met bloemen fietst. Querido, Amsterdam-Antwerpen. 206 blz. € 22,99.
Ik geloof niet meer dat Miriam Piters echt bestaat. Volgens mij is ze een AI, die informatie verzamelt uit juryrapporten en Thomas de Veen-recensies, en dit toepast op young adult autofictie, geschreven door chatbots als “Tiemen Hiemstra” en “Joost Oomen”, met leuke memes en girafjes erin. Ten minste, ik hoop dat het zo gaat, anders zijn we echt de lul.
Ik moet erg lachen om Vincent Vissens reactie alhier. Piters stukken worden gekenmerkt door boekenwijsheden, papegaaierij en idolatrie, en dat alles gepresenteerd met bittere ernst.
Overigens is dit een mooie roman die ik toevallig al heb gelezen, maar ik zou het met geen stok hebben aangeraakt als ik mijn aankoop had moeten baseren op dit dikdoenerige gedweep.
‘Disrespectvol’ vind ik trouwens een horrorwoord, zeker voor iemand die bij een lerarenopleiding Nederlands werkt.