Recensie: Tsead Bruinja – Wat deed ik daar
Hang niet alle kleren aan dezelfde kapstok
De nieuwe bundel van Tsead Bruinja, Wat deed ik daar, belooft de lezer ‘een voluptueus biografies visiedocument met intermezzo’s en af en toe een gedicht’. Reve had het hem niet kunnen verbeteren. De lezer verwacht nu dat er wel wat te lachen valt, en hij wordt niet teleurgesteld.
De bundel heeft vijf afdelingen. Aan de eerste gaat een citaat vooraf uit Nextdoor, een ‘burenapp’ om berichten uit te wisselen, veelal waarschuwingen tegen onheil uit de boze buitenwereld: ‘Er collecteren twee keurig uitziende mannen voor de stichting Wilde Ganzen in de buurt. Zojuist op de Haarlemmer Houttuinen. Niet op ingaan. Hun pasje fondsenwerving klopt niet.’
Drie afdelingen worden ingeleid met fragmenten uit een gedachtewisseling, die begint met een prangende vraag: ‘Mag ik prikkeldraad spannen over een tuinschutting om ongewenste bezoekers uit mijn tuin te houden? Wij hebben een tuin die aan de zijkant grenst aan de tuin van de buren. Nu hebben wij en de buurman de laatste tijd last van ongewenst bezoek.’ Er volgt een reeks antwoorden van buren die menen te weten wat wel en niet mag. Het laatste antwoord is, dat drie draden prikkeldraad zijn toegestaan, net als ingemetseld gebroken glas op een muur.
Door de berichten te isoleren, krijgen ze een andere werking. Zijn ze een beeld van xenofobie? Alle grenzen dicht? Zou kunnen. Heel aardig is een eerder antwoord, dat in dit verband een humoristische, zo je wilt sarcastische lading krijgt: prikkeldraad zou ‘alleen en uitsluitend’ gebruikt mogen worden om het vee binnen de weide te houden.
Er komen meer gedichten voor die refereren aan opinies die nog niet zo heel lang geleden alleen aan de borreltafel en op verjaardagen waren te horen, zoals ‘het rolt zo je gore mond uit’, waarin een verteller iemand toespreekt die zich kennelijk keert tegen ‘Gutmenschen’. De eerste vier disticha:
opgelucht haal je dat bitse hart van je
op aan een ronde tafeldeel je je gebutste waarheden
met je eigen schoremjeremieert over woorden
die je niet mag gebruikenhet is godgeklaagd
wat je ermee bedoelt
Dit gedicht, dat te lang is om in zijn geheel te citeren, eindigt met de omineuze regels: ‘je hebt het per slot van rekening / niet van jezelf’.
Zoals bekend gebruikt Bruinja uiteenlopende dichtvormen, zo ook in deze bundel. Soms zijn de gedichten enigszins raadselachtig, andere zijn zeer toegankelijk. Van poëtische voorschriften moet hij niets hebben: ‘wanneer de regels die we hebben afgesproken / voor het schrijven van een gedicht wetten worden / zijn de gedichten die we schrijven voor de politie.’ In 2018 publiceerde Bruinja de Fries – Nederlandse bundel Hang niet alle kleren aan dezelfde kapstok. De titel zou een samenvatting van zijn poëtica kunnen zijn. Ook de inhoud varieert. Wat deed ik daar bevat onder andere geëngageerde gedichten en gedichten over poëzie, liefdesgedichten, een humoristische dialoog met ChatGPT over een ‘Ode aan de fietspomp via Campert’, een gedicht over de angst voor een komende oorlog, het doorstaan van verdriet of een depressie en een prachtig gedicht over de jeugd van de dichter in het weidse Friese land. Het is een van de vier gedichten die zowel in het Fries en Nederlands zijn opgenomen. Ik citeer twee mooie strofen, ritmisch en klankrijk, in beide talen:
Het gedicht eindigt met de vertwijfelde vraag ‘hoe zou dat een anker kunnen zijn / voor een landschap dat ik verlaten heb’.
Hoofdletters en interpunctie ontbreken (op één uitzondering na) in vier van de vijf afdelingen van de bundel, wat de meerduidigheid uiteraard versterkt. Lastig is dat er geen paginanummering is. Bruinja laat die vaker weg: is het een uitnodiging om de bundel lukraak open te slaan? Of een aanwijzing dat de volgorde er niet toe doet? Een teken dat alle gedichten gelijkwaardig zijn? Gelukkig is er wel een inhoudsopgave.
In de derde afdeling, een mooie reeks met de titel ‘Een lieve vrouw was je moeder en een botte borstrok’, ontbreken de hoofdletters en interpunctie echter niet; de zinnen zijn volledig en de gedichten zeer toegankelijk. Dat heeft een duidelijke functie. Het zijn ‘portretgedichten’, die ontstonden na gesprekken met ouderen in Friese zorginstellingen. Bruinja bezocht hen met de muzikant Zea, fotografe Rosa van Ederen en een steeds wisselende gastdichter. De gedichten werden tijdens feestelijke bijeenkomsten gepresenteerd. Opvallend is het gebruik van een verleden tijd die fictie aan lijkt te kondigen: ‘En toen was ik Grytsje en kende ik Teatske sinds de schoolbanken / al vijfentachtig jaar’. Of: ‘Ik was mevrouw Knol’. Vergelijk het met de fantasierijke spelletjes van kinderen: ‘Dan was jij de vader, en ik was de moeder’. Als je bedenkt dat Bruinja van orale vertellingen gedichten maakte, die hun eigen vorm en werking hebben, is dit niet zo vreemd. Het zijn bovendien bewerkingen van de oorspronkelijke portretgedichten. Een van de mooiste is ‘Smirge bonken’.
Smirge bonken
En toen was ik Klaske die tegen een Duitse soldaat zei:
‘Hee jong, met die smirge bonken de trap ôf.
Dat doen jim thús ok niet.’Voor de oorlog werkte ik op een groot stuk land waar ik
om zes uur ’s ochtends met een aardappelschilmesje
het onkruid tussen het vlas wegsneed.In diezelfde tijd ging ik een paar keer naar Assen
om vader in het werkkamp een fles melk
en een trommeltje pannenkoeken te brengen.Mijn zus Aaltsje haalde hem na de bevrijding op uit het ziekenhuis.
Met vader achterop, die de pleuris nog in zijn lijf had, fietste ze
binnen een dag van Assen over Drachten terug naar huis.Ze heeft een dag of wat op bed gelegen.
Ze had de knollen aardig op.
Een ‘voloptueus biografies visiedocument’. Lijvig en weelderig is de bundel zeker. Maar een document? Nee, natuurlijk niet. Zo’n geschrift stop je onderin een bureaula, een bundel van Bruinja niet. En over die biografische visie moet de lezer zelf maar oordelen.
Hans Puper
Tsead Bruinja – Wat deed ik daar. Gedichten. Querido, Amsterdam-Antwerpen. 96 blz. € 20,00.