‘Op de rug van een monsterlijk maar stokoud dier’

Al langere tijd ben ik op zoek naar het kwaad en via diverse essays van Stefan Hertmans, Homo sacer van Giorgio Agamben en Het leven van de geest van Hannah Arendt ben ik beland in een voorzichtig vermoeden dat het kwaad zeer waarschijnlijk in mijzelf huist, daar woekert of zich juist een poosje gedeisd houdt, al naar gelang de hoeveelheid ruimte en stem ik het geef. Precies dit vermoeden zie ik op een meesterlijke manier verbeeld in Oroppa, het debuut van Safae el Khannoussi.

Je kunt je afvragen of een gemiddeld hoofd gebouwd is voor dit soort boeken. Dat van mij hapert in elk geval als een overbelast werkgeheugen van een oude pc met midden op het scherm om de haverklap dat draaiende icoontje met ‘aan het verwerken’. Als argeloze lezer word je in deze roman getrokken als in een duister zaakje, waar je liever niet in verzeild was geraakt. Je vervloekt je eigen nieuwsgierigheid, want na een paar bladzijden begint alles te stinken en kleven, en lukt het je met geen mogelijkheid meer om jezelf los te maken. Je bent medeplichtig aan deze draaikolk en wantrouwend kijk je naar de personages: ben ik jou niet al eerder tegengekomen in die duistere steeg? Jouw gezicht, jouw naam ken ik ergens van, maar waar en wanneer?

Deze maalstroom wordt veroorzaakt doordat de verteller verhaallijnen op een nogal overrompelende manier stapelt: je stuit op een onbekend personage dat een verhaal vertelt waarin een personage voorkomt dat een verhaal vertelt over een personage dat een verhaal vertelt, enz. Het is alsof je een zijweg neemt van de hoofdweg, daarna nog een zijweg en nog een, totdat je geen idee meer hebt welke richting je op loopt. Dat verstrikt raken is bevrijdend – je móet wel loslaten en je laten meevoeren – maar tegelijkertijd verontrustend, omdat je op plekken komt waar het uitschot leeft, de daklozen, de criminelen, de klaplopers, de geestelijk ontspoorden, en er geen uitzicht is op dat je ooit nog in de beschaafde wereld zult terugkeren. Zelfs niet als je het boek hebt dichtgeslagen.

Die onderste laag van onze samenleving, of de uiterste rand daarvan, waar je liever niets mee te maken hebt, blijkt met zijn vuile, etterende klauwen aan die bovenste vast te zitten, er juist door in stand gehouden te worden, waardoor je je kunt afvragen van wie die vieze klauwen eigenlijk zijn. El Khannoussi laat zien hoe systemen en macht de mens ziek maken en uithollen. Wie nog de hoop heeft dat Europa een ‘westerse beschaving’ is, komt bedrogen uit. Onze waarden lijken eerder open wonden die etteren. Dit is precies wat ook Agamben zegt: het is juist die zelfkant, die uiterste grens van de samenleving die de waarden van die samenleving spiegelt.

De roman draait om de kunstenares Salomé Abergel, die uit haar huis in de Rivierenbuurt van Amsterdam, is verdwenen, terwijl haar zoon Irad Abergel een kroeg in Parijs runt, die een soort thuishaven is voor duistere figuren aan de rand van de samenleving. Het meisje Hind dat op Salomés huis moet passen, vindt in de kelder schilderijen waar ze ’s nachts van wakker ligt.

El Khannoussi werkt aan een proefschrift over de gevangenissen in Maghreb. De gruwelijke martelingen van politieke gevangenen spelen in Oroppa een belangrijke rol:

Ze plukten je van de straat, uit je huis of van je onderduikadres, stopten je in een cel met tientallen anderen. Soms werd je meteen ondervraagd, soms moest je dagen wachten. Ze hingen je ondersteboven, verminkten je met brandende sigarettenpeuken, tangen, bijlen, hamers. En de fles die in onze reet werd gedouwd, drinken we nu leeg op onze gezondheid. Ze urineerden over je heen, ze kleedden je uit en lieten je naakt in de ijzige koude slapen, ze bevestigden kabels aan je vingertoppen en aan je geslacht en zetten er genoeg voltage op om je voorgoed gek te maken.

Ergens in de roman dendert een bus over bergweggetjes en passeert een Spaans-Franse grenscontrole. Op het moment dat een tengere jongen erachter komt dat zijn papieren zijn ingenomen door de grenswachters en hij daarna wordt meegenomen, terwijl niemand protesteert of vragen stelt, heerst er een vreemde sfeer in de bus:

De geur van angst verdween niet, ook niet toen we doodmoe van de reis de Parijse winteravond in strompelden, sterker nog, hij werd alleen maar erger, en toen begon ik iets te bevroeden, hè. Europa, zo dacht ik, voelde alsof je je begaf op de rug van een monsterlijk maar stokoud dier dat, getroffen door een zeldzame aandoening, zijn bewoners op ieder moment een weerzinwekkende catastrofe kon bezorgen door met zijn lijf te schudden.

En dat monsterlijke, stokoude dier, zo voel je als je het boek dichtslaat, dat zijn wijzelf en niemand anders. Daarom kunnen we het ook niet van ons afschudden en naar een ander wijzen. Laten we daar samen met de auteur van dit wervelende boek op proosten, niet om in cynisme te vervallen, maar om het monster in onszelf onder ogen te zien en te beteugelen.

Dietske Geerlings

Safae el Khannoussi – Oroppa. Pluim, Amsterdam. 400 blz. € 27,99.