Het rariteitenkabinet van Jos Vos

Jos Vos (1960) is een Belg uit Genk, die Engels studeerde in Engeland, daar zijn Japanse vrouw ontmoette, naar Japan ging en in Kyoto en Osaka tien jaar Nederlands doceerde, terugkeerde naar Engeland en tegenwoordig werkt en woont in Oxford. In 1998 kwam een roman van hem uit, In Kyoto, maar hij vestigde zijn naam als vertaler met zijn vertalingen van duizend jaar oude Japanse klassiekers, Shikibu’s immense Het verhaal van Genji en Het hoofdkussenboek van Sei Shōnagon. Van dat laatste boek verscheen op 17 mei 2018 een Tzum-recensie van Enno de Witt.

Onlangs verscheen van Vos’ hand Het voetkussenboek. Met zijn titelkeuze maakt Vos onmiddellijk duidelijk dat hij zich heeft laten inspireren door Sei Shonagons boek. Dat is een bonte verzameling ontroerende, spottende, of poëtische korte teksten over alles waaraan en iedereen aan wie zij waarderende of hekelende woorden wilde wijden.

Vos’ Voetkussenboek bevat 99 stukken, in lengte uiteenlopend van één tot enkele tientallen pagina’s. Die stukken gaan over onder meer zijn ouders, de dialecten, gesproken in zijn Belgisch-Limburgse geboortestreek, allerlei aspecten van zijn jeugd, zijn tante Josée, het taalspel van Charles Dickens, Ierse en Engelse literatuur, E.A. Poe, Japanse tempels en tempeltuinen, Kyoto, hele oude, minder oude en hedendaagse Japanse literatuur, Kabuki-theater, lijstjes in de literatuur, Breugel, de Prerafaëlieten en muziek.

Dat laatste thema komt vele malen terug, want muziek is voor Vos bijna even belangrijk als ademhalen. Muziek in de breedste zin van het woord: klassieke, met Bach aan kop van een lange rij waarvan de staart in het nu steekt, de jazz en de blues en de rock&roll en rock van de jaren 1960 tot nu. Niet iedere lezer zal Vos’ muzikale voorkeuren volkomen delen, denk ik, want zijn bewondering gaat vooral uit naar eigenzinnige componisten, bands en uitvoerende musici die nieuwe paden baanden, meestal ver van the middle of the road. Maar Vos weet van de hoed en de rand en – belangrijker – hij schrijft er niet alleen informatief, maar vooral ook mooi en enthousiasmerend over, of het nu over Händel gaat en uitvoerenden van diens composities, of over Pat Metheny, of Robert Wyatt.

In de Japanse stukken gaat het vooral over oude tempelcomplexen en paleis- en tempeltuinkunst. Vos blijkt menige trip gemaakt te hebben om die te bezoeken, waarbij het hem meestal te doen is om de tuinen, hoe klein soms ook. De aanvankelijke aanleiding daartoe was Vos’ wens om, al was het maar voor een dag, te ontvluchten aan de steenwoestijn die van suburbaan Japan is gemaakt. In het Genk van zijn jeugd waren de ‘burbs’ doortrokken van groen. Hoe het kan dat een cultuur, die zo fijnzinnig is in haar natuurbeleving, tussen de suburbane woontorens alle groen onder steen en asfalt heeft bedolven, blijft ook voor Vos een vraag.

De 99 korte stukken over zeer uiteenlopende onderwerpen zijn ongedateerd en Het voetkussenboek is niet gepresenteerd als een variant op het dagboekgenre. In feite geeft Vos weer wat hem op zeker moment zozeer bezighield dat hij er nader onderzoek naar deed, of er goed over nadacht. Of, en zo ja hoe hij de schriftelijke neerslag daarvan later anders dan chronologisch geordend heeft, laat hij onvermeld. De lezer volgt een door Vos uitgezet pad door het rariteitenkabinet van zijn geest, zou je kunnen zeggen.

In maart 2018 schreef ik voor het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant een recensie van Sei Shōnagons Het hoofdkussenboek. Een lovende recensie, waarin ik opmerkte dat in dat boek politiek, bestuur en de sociale wereld buiten de poorten van het hof waar Shōnagon verbleef vrijwel geheel ontbreken. Vos legt overigens goed uit wat daarvan de redenen en oorzaken waren.

In Vos’ Voetkussenboek ontbreekt de sociale wereld niet, zij het dat die ook niet uitgebreid wordt beschreven. Maar politiek en bestuur behoren niet tot Vos’ belangstellingssferen. Zijn enige opmerking met een politiek-actuele lading is die waarin hij zegt dat hij en zijn vrouw, beiden geen Britten, gelukkig net voor Brexit naar Engeland terugkeerden. Omdat het wel eens heel lastig had kunnen worden als ze daar later toe besloten hadden, moet je daar als lezer zelf maar uit concluderen.

Het voetkussenboek is goed geschreven, in een aangename, relativerende stijl. Enige nieuwsgierigheid naar de Japanse cultuur, in het bijzonder de Japanse literaire klassieken, en naar Vos’ appreciatie van muziek, maakt onmiddellijke positieve waardering makkelijker, maar ook zonder die kom je er als lezer snel achter een mooi en interessant boek in handen te hebben.

Hans van der Heijde

Jos Vos – Het voetkussenboek. De Arbeiderspers, Amsterdam. 432 blz. € 29,99.