Interview: Chrétien Breukers over de nieuwe Poëziekalender
Een maand geleden werd bekend dat de Poëziekalender die vorig jaar door Gerrit Komrij begonnen is, bij uitgeverij Van Gennep wordt voortgezet door Chrétien Breukers. De titel is Scheurkalender van de poëzie, met daarin opgenomen een ode aan Gerrit Komrij.
Wie heeft je benaderd om deze taak over te nemen?
Tijdens een telefoongesprek met de uitgever van Van Gennep kwam het idee om de kalender voort te zetten naar boven. Als eerbetoon aan Gerrit Komrij én omdat er in een fatsoenlijk literair landschap natuurlijk geen gedichtenkalender mag ontbreken. Zo bedacht, zo gedaan. Het was allemaal kort dag, maar het is gelukt; al heb ik tijdens de acht weken dat ik aan de agenda werkte, nauwelijks geslapen.
Lag er al iets klaar wat Komrij had gemaakt of moest je alles maken?
Volgens mij had Komrij nog niets af. Hij was ook al geruime tijd van dit jaar ziek, dus hij zal weinig tijd hebben gehad om eraan te werken. Het is inderdaad een behoorlijk werk, waar ik vierkante ogen van kreeg. Gek genoeg merkte ik dat tijdens het schrijven aan de teksten mijn mening over sommige dichters verandert. Ik vond Willem Kloos altijd wel een goede dichter, maar ineens kan ik hem niet meer verdragen. Met Albert Verwey is het precies andersom. Misschien gaat het wel weer over.
In de kalender heb ik soms wat extra ruimte gemaakt voor dichters die ik waardeer en die een beetje vergeten zijn geraakt. Willem de Mérode, J.A. dèr Mouw en H. Marsman bijvoorbeeld. Grootheden die bijna niemand meer leest.
Je hebt eerder al bloemlezingen gemaakt (net als Komrij). Is het maken van een kalender ander werk?
De kalender is een bloemlezing+. Je moet namelijk bij elk gedicht een tekst van ongeveer 200 woorden schrijven. Dat zijn samen best veel woorden, ook al worden de zaterdag en de zondag samen als één dag geteld. Tijdens het schrijven, merk je dat de mening over een gedicht als het ware ontstaat. Al schrijvend dus. Veel meningen had ik niet gehad, als ik de kalender niet had geschreven. Of dat een goede zaak is, laat ik aan de lezer over.
In een interview in maart zei Komrij dat hij het schrijven van die teksten onderschat had. De eerste vijftig teksten gingen nog wel, maar daarna werd het een uitputtingsslag. Hoe ging dat bij jou? Op De Contrabas werd het wel erg stil.
Het schrijven van de teksten was inderdaad zeer veel werk. Op den duur was ik alleen daar mee bezig. Die concentratie verdraagt weinig ander werk; daarom werd het inderdaad erg stil op De Contrabas.
Mijn bewondering voor Komrij, die toch al groot was, is door het werken aan de kalender toegenomen. Ik zie nu wat voor een werk dit is; dat deed hij naast zijn gewone werk. Komrij was een fenomeen. Ik ben blij dat ik deze kalender in zijn geest heb mogen maken.
Tevens hoop ik dat het niet bij een keer blijft. Maar ook dat is aan de lezer, en vooral: aan de koper.
Het maken van deze kalender lijkt me een race tegen de klok. Wanneer ligt hij in de winkel?
De uitlevering aan de boekhandel zou eind oktober moeten zijn.