Katharsis in Canada

Het is een klassiek gegeven in de literatuur: een vreemdeling komt in een bepaalde gemeenschap en verstoort daar het bestaande evenwicht. In Zonder noorden komt niemand thuis van Nelleke Noordervliet is journalist Robert Andersen naar Canada gevlucht omdat hij het een onverdraaglijke gedachte vindt dat de moordenaar van zijn vrouw vervroegd wordt vrijgelaten. In Canada zit hij in een plaatsje waar men vooral leeft van de visvangst en zalmteelt. Veel rust wordt hem niet gegund, want het huisje dat hij huurt blijkt van een verdwenen vrouw te zijn: Beverley Walker. Een beetje journalist gaat dan op onderzoek uit.

Helaas is de roman voorspelbaar, clichématig en ongeloofwaardig geworden. Om met het laatste te beginnen: over het verleden van Robert kom je niet heel veel te weten, maar nergens wordt duidelijk dat hij een veellezer is. Toch strooit deze mislukte journalist (‘Mijn geilste opdrachten waren die voor het seniorenmagazine van een grote verzekeraar’) met citaten; hij haalt beroemde schrijvers en klassieke werken aan alsof het niets is. Je hebt voortdurend de indruk dat hier de schrijfster over het hoofd van haar personage een gymnasiale knipoog geeft naar haar lezerspubliek. Als Robert het over zijn dromen heeft, dan schrijft hij: ‘Vaak was het mijn Orfeusdroom. Om zes uur stond ik op in het broze, vroege licht, zette koffie en begon aan het gevaarlijkste uur van de dag, het uur waarin de schim van Eurydice nog talmde in de ochtendnevels.’ Of, implicieter: ‘Er was iets kousenvoetigs aan de ochtend, iets rozenvingerigs aan de dageraad.’ En dat voor iemand die je het hele boek niet ziet lezen. Er is wel meer merkwaardigs aan de hand: Robert zegt dat hij geen vogel kan herkennen en toch worden die in de rest van het boek bij naam genoemd. Robert is een stoere man die hout hakt, hardloopt, vist en naakt in de rivier zwemt, maar als hij een weefgetouw in het huis van Beverley ziet, dan krijgt hij zin om te gaan weven. Het kan, het mag, maar je gelooft het niet.

Af en toe knipper je met je ogen bij het lezen van deze roman: alsof Noordervliet een parodie op de moderne roman heeft geschreven met alle clichés die ze kon bedenken. Op zinsniveau is dat aan te wijzen met formuleringen als ‘Mijn hart klopte in mijn keel en bonsde in mijn oren’. Soms is Robert Andersen zich van deze clichés bewust en dan staat er: ‘Ik moest bijna lachen om mijn eigen taalgebruik.’ Op verhaalniveau is alles ook al een keer eerder geschreven en gedaan. Daarbij komt dat Noordervliet alles expliciteert. De weduwnaar (‘Ik kon niet praten over mijn schuldgevoelens en mijn woede. Mijn wanhoop.’) die nog heel wat verwerken moet, zegt: ‘Canada als katharsis, de afrekening met mezelf.’ En ja hoor: de loutering komt eraan. De lezer wordt nergens verrast. Zonder noorden komt niemand thuis is zonder twijfel het dieptepunt in het oeuvre van Nelleke Noordervliet.

Coen Peppelenbos

Nelleke Noordervliet – Zonder noorden komt niemand thuis. Augustus, Amsterdam, 235 blz. €19,90.

Verscheen eerder in de Leeuwarder Courant (onder de titel ‘Geen veellezer’), 30 oktober 2009.

Toegift:

Tijdens het lezen heb ik enorm veel zinnen aangestreept. Een aantal zinnen staat hierboven, de rest hieronder als toegift. Vooral de enorme hoeveelheid als-vergelijkingen viel me op.

12 ‘Haar gezicht stond in mijn ziel gekerfd als de initialen van geliefden in een oude boom (…)’

14 ‘De veerboot gleed als een gigantische zwaan over het kalme, wijde water (…).’

18 ‘Mijn geilste opdrachten waren die voor het seniorenmagazine van een grote verzekeraar.’

23 ‘spande mezelf in als een paard’

31 ‘Het gebakkelei tussen mijn afsplitsingen vermoeide me zo dat ik (…) als een nachtkaars uitging.’

37 ‘Ik slingerde de eerste weken van ons samenzijn mijn woorden om haar heen als klimop. Ik speldde mijn verhalen op haar schouders als vlinders.’

45 ‘het gevoel dat ik het principe knijsde’

48 ‘Hoe raakte je in godsnaam op korte termijn vertrouwd met vreemden en waarom zou je dat überhaupt willen?

60 ‘Er zijn mensen die je over je lijk gelijk geeft (…)’

72 ‘Inleg is vijf dollar p.p.’ [is p.p. ook een standaard uitdrukking in Canada?]

80 ‘Hij roeide de boot over het meer zoals bij ons een dominee op een groot zwart rijwiel door de polder fietst.’

96 ‘Haar hals rees eruit op – ik zocht naar een vergelijking maar kwam niet verder dan een zwaan, en ze zag er niet uit als een zwaan want ze was niet zo bleek en zo statig, ze was bruinverbrand en leek eigenlijk meer op een jonge arbutus, de rossige boom waarvan Hank zijn prachtige gladde houten spatels sneed, maar ook die vergelijking deed haar geen recht. Het haar in haar meisjesachtige nek krulde als het staartje van een woerd.’

112 ‘Mijn hand vond mijn pik, die als een antenne het zonlicht ving en door mijn lijf geleidde.’

112 ‘Ik schoot mijn zaad de eeuwigheid in.’

113 ‘Hij was aangekomen in een Ford Transit, beschilderd met engelenvleugels en voorzien van een banier met de tekst ‘Douglas S. Henson, home delivered redemption’ (Jan. C. Kruit, verlossing aan huis), eenzelfde krom rijm als we in Nederland vaak aantreffen op een haringkar.’

119 ‘Als een oude dief keek ik om me heen.’

128 ‘Dit is wat een historicus doet, dacht ik. En een detective. Deduceren en speculeren.’

138 ‘In de stilte dreven mijn gedachten weg als flarden mist en maakten mijn hoofd leeg.’

147 ‘samen cirkelend door de kosmos van onze dromen.’

155 ‘Er loopt misschien hier in de gemeenschap iemand rond met bloed aan zijn handen. Iemand die nergens voor terugdeinst.’ Ik moest bijna lachen om mijn eigen taalgebruik.

163 ‘Ik las de inhoud cursorisch door: (…)’

178 ‘Aan de buitenkant worden we beoordeeld. Wat we met ons meedragen telt niet.’ ‘Wat een open deur,’zei Jane. ‘Wat een cliché.’

178 ‘Gadverdamme, ik was zo glad en ongrijpbaar als een aal in een emmer snot en zo onoprecht als een politicus in verkiezingstijd.’

182 ‘Ik zat als tegen de wind in gebogen achter het stuur van mijn Dakota. Ik reed alsof ik achtervolgers trachtte af te schudden.’

183 ‘Het was een vlucht naar loutering, hoopte ik.’

186 ‘Dat de muren op me afkwamen is misschien wat al te pregnant uitgedrukt, maar toch had ik de indruk dat de tent enigszins inzakte onder het gewicht van het vocht.’

187 ‘(…) als de kanker zich had uitgezaaid als een vlijtig liesje, en ik kaal en opgeblazen en bruin als taan van de chemo met het infuus als staf me voortsleepte door het ziekenhuis, van mijn kamer naar de coffeeshop [!] (…)’

187 ‘Of sterven als een ontplofte worst tegen het dashboard van mijn Dodge Dakota (…)’

187 ‘als een kariboe die omvalt aan de oever van een bergstroom.’

188 ‘een ronde rots, die als de glimmende kale schedel van een begraven reus boven de dunne laag humus uitstak.’

188/189 ‘Een westelijk windje koelde als pepermunt mijn verhitte hoofd.’

189 ‘Op slag zat ik als op het drielandenpunt (…)’

194 ‘Ze stond meteen alert als een hond die buit ruikt.’

194 ‘Hank liep leeg als een lekke band.’

195 ‘Ze zag eruit als een dik voodoopoppetje.’

196 ‘mijn ziel als een zwaluw terugkerend in het nest onder mijn hanenbalken.’

198 ‘We daalden in de stilte af als in een mijn.’

203 ‘de piketpaaltjes van mijn vluchtige leven’

203 ‘maar aan de horizon van mijn gedachten doemde de halve marathon op.’

220 ‘Ik voelde me thuis.’

232 ‘de schaamte die je als een zwerfhond volgt’