Column: Erik Nieuwenhuis – Jojo
Jojo
In 1969 maakte mijn oudste broer op een draaibank in de Philips-fabriek in Apeldoorn-Zuid uit twee perspexplaten een jojo voor zijn jongste broertje. Mijn herinneringen aan die dag zijn nogal schimmig. Ik denk dat het november was, een grijze dag. Van de portier kreeg ik een grijze en een rode plaat kunststof. Daarmee moest ik – in gezelschap van mijn ouders – langs verschillende grauwe machines. Jongens van een jaar of achttien in overalls boorden, schuurden, polijstten en zaagden tot ik twee helften van een jojo had, waarmee ik me bij het laatste station mocht melden waar iemand mijn naam erin graveerde in stijve, industriële blokletters. Los van het feit dat een jojo in mijn jeugd voor een vijfjarige nog net zo’n begerenswaardig object was als vandaag de dag een Samsung Galaxy S3, was ik diep onder de indruk van het gegeven dat mijn broer toegang had tot al die machines en degene was die mijn naam erin graveerde, het ding uiteindelijk assembleerde en er een stevig touw aan bond. Met de doos dominostenen, waar ik aan de achterkant de raadselachtige tekst ‘Erik is een vechtersbaas’ op heb gekalkt, is het het enige speelgoed uit mijn jeugd dat mijn laatste zes verhuizingen heeft meegemaakt. Dat ik hem heb bewaard, heeft alles te maken met de heldenstatus van mijn oudste broer in de ogen van zijn jongste broertje.
Achteraf kan ik zeggen dat de jojo symbool staat voor onze broederschap. Vanaf het moment dat ik hem uit zijn handen ontving, steeg en daalde zijn heldenstatus met tussenpozen van een paar jaar. Een oudere broer heeft een boel voordelen als je klein bent, al was het maar vanwege de gratis spierkracht op de achtergrond. Maar er komt een tijd dat je je los moet maken van de goedbedoelde adviezen, zoals je je ook los moet maken van de bemoeienissen van je ouders. Het maakt natuurlijk nogal wat verschil of je twintig wordt in 1972 of in 1984. En wat begin jaren zeventig goede raad was, werkte in 1984 niet altijd meer. Ik kan me voorstellen dat hij zich als selfmade man behoorlijk heeft geërgerd aan mijn prinsenleventje. Dat hij zijn aanzienlijke spierkracht weleens heeft willen gebruiken om me een schop onder mijn verwende reet te geven. Ik, die alles cadeau had gekregen en er met een studiebeurs voor zes lange jaren nog niet in slaagde mijn leven rond mijn dertigste fatsoenlijk op de rails te hebben. Hij, die zijn opleiding helemaal zelf had moeten bekostigen als vader van drie kinderen en kostwinner met een fulltime baan.
Aan het eind van de laatste keer dat de jojo zijn laagste punt bereikte, had hij zijn opleidingen in de avonduren voltooid en verzilverd. In maatschappelijk opzicht was hij me aan alle kanten voorbij. Als hij zijn zinnen ergens op zet(te), kreeg hij (/krijgt hij het nog steeds) voor elkaar. Hij had een mooi huis, een auto mét een apk-keuring, leuke, geslaagde kinderen en een vrouw die van een home een castle wist te maken. Ik zwierf met mijn schamele inboedel van het ene naar duivenstront riekende hol naar het volgende. Het leven had me alle kansen gegeven, maar ik had geweigerd te bukken om ze op te rapen. Dat ik niettemin halsstarrig bleef weigeren zijn goede raad te accepteren, begon hem zichtbaar te irriteren. Achteraf kan ik hem daar geen ongelijk meer in geven. Maar tot een jaar of twaalf geleden modderde ik liever wat aan, de woorden van mijn vriend P. indachtig: ‘iedereen verkloot zijn leven op z’n eigen manier.’
Gelukkig dat er nog altijd een touwtje aan de jojo zat. In de vroege ochtend van 21 mei 2004 liepen we samen verslagen door een ziekenhuisgang naar onze auto’s. In de voorafgaande dagen hadden we ontdekt dat er dingen bestaan die groter zijn dan onze wederzijdse ego’s. Het deed er niet meer toe. We waren broers volgens de eenvoudige definitie van mannen met dezelfde moeder. Het gekibbel uit de voorafgaande jaren verstierf. We kwamen stilzwijgend overeen dat we het voortaan op sommige punten met elkaar oneens konden zijn. Dat hij voor Feijenoord is, heb ik hem allang vergeven, gelijk hij mij (hoop ik) vergeeft dat ik hem de laatste keer dat we elkaar zagen onder de Ajax-Arena door heb laten rijden. Ironisch genoeg is het originele touwtje na bijna een halve eeuw wel verdwenen. Op het hoogste punt, gelukkig.
Erik Nieuwenhuis