Buizenradio

Alle transistorradiootjes, tuners en met FM-ontvanger uitgeruste walkmans die ik, na het verlaten van het ouderlijk huis, kreeg of kocht gaven op een gegeven moment de geest. Maar de buizenradio van Graetz doet het nog steeds. Mijn moeder zette hem aan voor ‘Kleutertje luister’ en ging zelf staan stofzuigen. Het geluid van de Holland Electro overstemde de zachte stem van de kinderlokster in de radio. Ik kroop in de radiokast om niets van de AVRO-diale zoetigheid te hoeven missen. Het was er warm en het rook er, zoals het ruikt als je na de zomer voor het eerst de cv weer opstookt. Als mijn vader thuis was, bleven de kastdeuren gesloten. Mijn vader leed aan een fobie die ik bij veel mannen van zijn generatie heb gezien: als er een stekker en knoppen aan een apparaat zitten, is de vrees dat het ding kapot gaat groter dan de verleiding om hem te gebruiken waarvoor hij gemaakt is. Toen mijn vader overleed, kreeg ik de beschikking over een paar van zijn apparaten (waaronder ook eventjes zijn auto) die ik in zijn bijzijn nooit durfde aan te raken. Het feit dat ik deze radio nu op elk moment van de dag aan kan zetten, brengt zowel een gevoel van grote vrijheid als een stekend schuldbesef teweeg.

Ik heb, net als alle mensen die hun puberteit beleefden voor de introductie van het wereldwijde web, veel herinneringen aan radioprogramma’s uit mijn vormingsjaren. Ik luisterde naar het legendarische KRO-programma ‘Rauhfaser’, ‘de Avondspits’, en later naar VPRO’s ‘Salon’ en ‘De Wilde Wereld’. De eerste keer dat ik ‘Another brick in the wall’ hoorde, was niet op deze radio. Na ‘Kleutertje luister’, was ik voor muziekbeleving (anders dan operette op de NDR) aangewezen op lullige AM-radiootjes op 9-volt-batterijen. Pas toen ik een jaar of zeventien was en ‘s nachts het bed uitsloop om niet naar het geluid van de koeien buiten te hoeven luisteren, omdat ik in de verte het zoemen van de echte wereld meende te horen, luisterde ik tot het dag werd naar nachtprogramma’s op radio 1. Televisie had je toen nog niet, niet ’s nachts, tenminste. Daarom associeer ik de oude Graetz met Anita Wards ‘You can ring my bell’ en Harko Winds hilarische persiflage daarop: ‘Je kunt rinkelen mijn bel’. En met de overbuurmeisjes die ’s nachts vanuit hun slaapkamers met een zaklamp onze huiskamer afzochten en de volgende dag vrolijk spottend fluisterden: ‘We hebben je wel gezien, hoor!’

Soms las ik een boek, met op de achtergrond het loze gekakel van Kees Schilperoort. Meestal keek ik maar wat voor me uit en las de plaatsnamen van de zendstations waarmee het apparaat draadloos was te verbinden. Als je de wijzer op de UKW-schaal op Hilversum zette, hoorde je het gruizige geluid van een kapotte espressomachine. Op de andere zenderschalen hoorde je nog wel eens een bevlogen man oreren in een taal die je niet op drieduizend kilometer nauwkeurig kon plaatsen. Ondertussen droomde ik van Moskou, Kalundborg, Hörby en Minsk; plaatsen die oplichtten in de duisternis en waar ik me op een gekke manier mee verbonden voelde, zoals ik me later – in de vroege dagen van het internet – weleens even opgenomen voelde in de planeetwijde gemeenschap van internetters.

Voorgoed voorbij. In een reclamefolder uit 1957 die ik vond, staat het ding aangeprezen als ‘ein überzeugender Vollsuper’. Daar hing een prijskaartje aan natuurlijk: 318 DM. Een gemiddeld weekloon bedroeg in die jaren een kleine vijfenzestig gulden. Anderhalve maand werken (of twee jaar sparen) om de harde realiteit van de begonnen werkweek te verzachten door en famille naar de ‘Bonte dinsdagavondtrein’ te kunnen luisteren. Schrijnend detail: op het moment dat deze radio werd uitgebracht, hield dat programma op te bestaan. Toch zal het magische groene lichtje, in de lange jaren voor mijn bewustzijn doorbrak, vaak hebben gebrand. Nu staat de houten kast voor het raam als uitkijkzitje voor de poezen. Heel soms, op zondagochtend, zet ik hem aan, om naar het programma van een vriend te luisteren. Het is handiger om dat op een later moment, via ‘uitzending gemist’ te doen. Maar de stem van mijn vriend klinkt – zeer toepasselijk – degelijker, warmer en gezaghebbender via de buizen van de oude Graetz.

Erik Nieuwenhuis