Recensie: Enno de Witt – De grens
Een bijzonder gecompliceerde lappendeken
Het ligt in de natuur van de mens om zijn domein af te schermen met hekken. Maar hoe bepaal je de scheidslijn precies? Vaak zijn er al types als de Rijdende Rechter nodig om een conflict tussen twee huizenbezitters over een gezamenlijke steeg te slechten. Het kan hoog oplopen, buren kunnen op voet van oorlog met elkaar komen te staan. Hoe moeilijk moet het dan wel zijn om het recht van overpad te bepalen tussen naties? Enno de Witt (1960) scheert met zijn boek De grens langs de rafelranden van Nederland.
De Nederlander als stereotype bestaat wellicht niet, maar het grondgebied ligt inmiddels wel vast, al evolueert de grens door erosie en door het ingrijpen van mensenhanden. Vaak werden in vroegere tijden natuurlijke barrières als grens gebruikt, rivieren en beken bijvoorbeeld, maar de loop van dergelijke stromen kan, al dan niet door kanalisatie, nogal eens veranderen. Aan het vaststellen van onze grenzen is, zoals bij elke natie, een hoop gesteggel voorafgegaan en ook het toeval bepaalde nogal eens of een plaats bij het ene of het andere land ging behoren. De Witt dist het in zijn lijvige boekwerk smeuïg op. Hij combineert anekdotes en wetenswaardigheden met de vroegste geschiedenis en zorgt op die wijze voor een informatief én onderhoudend betoog.
Tot het begin van de zestiende eeuw bestond Nederland niet eens. Dit deel van Europa was een hutspot van soms zeer kleine staatjes: graafschappen, hertogdommen, bisdommen en wat niet al, en daaronder dan weer allerlei mindere verbanden, alles aangevuld en in wezen overheerst door grotere machten als Frankrijk en de Habsburgse koningen van Spanje.
Ja, wij zijn de trotse Batavieren die op boomstammen de Rijn kwamen afzakken, aldus de mythe die angstvallig in stand wordt gehouden om dat gevoel van saamhorigheid te kweken. De Witt maakt duidelijk dat het vaak louter toevallige afbakeningen waren. Limburg, die fijne provincie die als het ware onderaan ons land bungelt, had net zo goed aan Duitsland als aan het in 1831 afgescheiden België kunnen worden toegevoegd. Koningin Wilhelmina moest er na 1918 een tournee maken om het volk achter Oranje te krijgen. Oogluikend waren Duitse troepenbewegingen door de provincie getrokken tijdens de Grote Oorlog. België claimde als represaille grote stukken land, maar vond er internationaal geen steun voor.
Nederland heeft zichzelf na de Tweede Wereldoorlog ook niet onbetuigd gelaten. In Elten, net over de grens bij Arnhem, getuigen de typische ‘Hollandhuisjes’ van de naoorlogse jaren dat de plaats een Nederlands drostambt was. Grensgebieden zijn bij uitstek de meest interessante plekken. Op het romantische af. Haast als vanzelf dient smokkel zich aan wanneer men een grens trekt midden op een straat, of zelfs dwars door een boerderij heen. Ach, de strijd om het bestaan. Misdaad met een grote dosis heroïek.
Voor hen is de grens een vreemde binnendringer in een veel oudere, natuurlijke ordening. Aan de andere kant van de grens wonen familie, vrienden, kennissen. Vaak liggen winkels dichterbij of zijn gemakkelijker bereikbaar.
De mens is een trekdier dat de kortste weg naar zijn doel baant: olifantenpaden. Een grens is nooit af. Het boek De grens gaat evenzeer over de fysieke grens, met palen of stenen als over het begrenzen van mensen en de manier waarop ze die grenzen proberen te verleggen. Is de Nederlandse grens met het akkoord van Schengen nog slechts een monument? De vliegende grensbrigades kunnen tot ver achter de oorspronkelijke grenzen aanhouden en sinds 1 januari 2005 is er een identificatieplicht. In feite kan men dus overal worden gecontroleerd. Geheel terecht merkt De Witt ten slotte op dat het volgende hoofdstuk van de grensgeschiedenis in het ongewisse blijft.
Guus Bauer
Enno de Witt – De grens. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 256 blz. € 19,95.