Column: Guus Bauer – Tage im Juni
Tage im Juni
De ‘grote zomerdroogte’ in boekenland is begonnen. Er valt zo goed als niemand meer te interviewen, de krantenbijlagen krimpen en tijdschriften slaan een maandje of wat over.
Uw verstedelijkte inktslaaf maakte van de gelegenheid gebruik om op bezoek te gaan bij zijn initiaalgenoot in den vreemde. Hij moest natuurhistorisch worden bijgespijkerd. O zo nodig, bij brem dacht hij inmiddels alleen nog aan zout c.q. de soep van zijn dementerende tante – zij ziet de fles Maggi aan voor bouillon – en niet aan de geel dan wel roodbebloemde struiken die heuvels en dalen zo mooi kunnen doen oplichten.
Op de vraag of hij voor de collega Diplomgärtner nog iets mee kon nemen, kreeg hij een bondig antwoord. ‘Pindakaas (vogels) graag.’ Welwillend als uw schrijvertje is, toog hij naar zijn buurtsuper. ‘Vast iets heel speciaals,’ zei de juffrouw achter de kassa. ‘Wij hebben het niet.’ Ook de medewerkers van de verschillende reformzaken waren niet op de hoogte van het bestaan van een dergelijk merk. Kennelijk een bijzonder exquis apennotensmeersel. Met de hand door Jimmy Carter gedraaid of zo.
U weet inmiddels wel dat er heel wat moet gebeuren wil uw vrolijke zwartkijker opgeven. Hij verzond tientallen missives en bracht zo een heel leger macrobioten op de been. Tevergeefs. Met gebogen hoofd bood hij de gastheer uiteindelijk maar een pot Krekeltje aan. ‘Sorry, ik weet het, niet het gewenste merk. Doctor Vogels, is dat iets Duits? Alleen voor de Erhobene Klasse?’
Elke toorn van de meester van het weggelaten woord zou hij gelaten ondergaan. Om hem mild te stemmen zei uw mondje-staat-nooit-stil: ‘Mag ik je uitnodigen voor een vorstelijke maaltijd in een uitspanning hier in de buurt?’
‘De pindakaas is voor de vogels en de uitspanning is hier, in mijn huis,’ was het antwoord van de gastheer, heerlijk laconiek als altijd. Een kroeg bleek alleen per auto te bereiken. Of door een geoefende fietser. Maar Fahrrad oder PKW ontbraken. Zodoende weet uw inktslaaf weer hoe een glanskopje en een boomklever eruitzien, bewonderde hij duimnagelgrote kevers en een krioelende massa hazelwormen – voor de stedeling: blinde hagedissen zonder pootjes – en kan hij inmiddels weer net als vroeger een peer van een kwets onderscheiden en zijn mening geven over het kandelaberen van een boom.
Bij een wandeling cirkelde een rode wouw (wauw) boven hun hoofden. ‘Daar zouden in Nederland drommen vogelaars op af komen!’ meldde de gastheer. Natuurlijk stemde uw inktslaaf in met een omweg, ondanks zijn slechte knie en de zware lessen in houtbewerking van die morgen. Kaarsrechte plinten leverde hij af.
Guus Bauer