Recensie: A.F.Th. van der Heijden – De helleveeg
Poets en Koest
Het voordeel van het schrijven aan een ‘familiesage’ is dat er altijd wel een familielid is die eens nader onder de loep kan worden genomen. Een verre neef, een louche oom of een snibbige tante. In De helleveeg, de nieuwste episode van de cyclus De tandeloze tijd van A.F.Th. van der Heijden wordt een tante van protagonist Albert Egberts geportretteerd. En wat een portret is het! Ze loopt steevast met een schortje voor en een stofdoek in de hand. Ook wanneer ze op visite is. Het levert haar in familiekring de bijnaam Tientje Poets op.
Ach, een beetje smetvrees kan geen kwaad. Maar de schoonmaakwoede van Tiny geldt eerder haar familie dan het meubilair. Maar wat graag zou ze haar ouders, haar man Koos ‘Koest’ en haar zus Hanny wegpoetsen. Ze heeft een dwangmatige vuile bek. Haar eigen mond met zeep wassen, ho maar. Er kan nog veel meer venijn over de ouwelui worden uitgestort. Elk weekend als het echtpaar op visite komt. De schrijver brengt het af en toe bijna kolderiek voor het voetlicht. De ‘familiekwesties’ zijn zeer herkenbaar.
De puber Albert is ondertussen zwaar onder de indruk van zijn bloedmooie en recalcitrante tante. Hij mag af en toe bij haar logeren, want eigen kinderen hebben Poets en Koest niet. Ze kunnen ze waarschijnlijk niet krijgen. Aan wie dat ligt, blijft lang in het midden. Al rijst er een vermoeden wanneer er steeds over een ‘erg voorval’ wordt gesproken dat geschiedde toen Tiny veertien jaar oud was.
Toen oom Hasje in Nieuw-Guinea diende, vertelde ze me spannende verhalen over Papoea’s. Het was Pasen. Ik mocht ’s morgens bij haar in bed, mits ik mijn grote chocolade paasei meebracht. Bij elke cliffhanger in haar vertelling, eiste ze, bij wijze van onterugvorderbaar voorschot, een scherf van het ei, anders kon ik fluiten naar het vervolg.
A.F.Th. vertelt het verhaal eigenlijk op dezelfde manier. Hij werkt toe naar het moment waarop hij als volwassene eindelijk doorheeft wat Tientje Poets zo’n verziekt karakter heeft bezorgd, en wat haar een leven lang dreef.
De pesterijen van Tientje zijn goed doordacht, je zou haast zeggen dat ze subtiel zijn. Zo krijgt zus Hanny, de moeder van Albert, heel dure kleding, die betaald is door haar man Koos. Een dubbelslag wat vernedering betreft. Albert ziet het allemaal lijdzaam aan.
Ik kreeg sterk de indruk dat oom en tante hun getreiter voor een deel opvoerden als show voor de zwijgzame neef.
Van der Heijden laat overtuigend zien dat wanneer iemand een eerste zwaarwegende leugen niet binnen de kortste keren rechtzet, je in een draaikolk terechtkomt. De tijd doet zijn vernietigende werk. Om je waardigheid te behouden word je welhaast gedwongen om leugen op leugen te stapelen. Het venijn dat tante Tientje rondstrooit, lijkt de basis te vinden in zelfhaat.
De grote schoonmaak binnen de familie die Tientje voorstaat, wordt mooi verzinnebeeld in de scènes waarin ze een verzorgende rol speelt. Haar aftakelende moeder bindt ze vast aan een radiator en haar zus Hanny, de moeder van Albert Egberts, krijgt letterlijk met de natte zakdoek ervanlangs wanneer ze, schuddend en kwijlend door de ziekte van Parkinson, haar thee niet binnen kan houden. De inmiddels volwassen Albert, vermaard theatermaker, onderneemt niets. Hij is wederom lamgeslagen. Ook in Albert draait een kolk. Eerst voelde hij iets van liefde voor tante Tientje, daarna wellicht haat en uiteindelijk misschien begrip. A.F.Th. heeft aan het einde nog een wervelende draai in petto. Een echte uitsmijter zou je kunnen zeggen, een joekel van een ontboezeming.
Guus Bauer
A.F.Th. van der Heijden – De helleveeg. De Bezige Bij, Amsterdam, 240 blz. €18,50.