Interview: Benjamin Burg over zijn romandebuut Redder in nood
Af en toe dient zich een zinnetje aan dat zich in Benjamin Burg zijn hoofd nestelt. Hoe het zinnetje daar terecht komt wordt nooit helemaal duidelijk. Dat het blijft hangen met een reden is zonneklaar. Het is de taak van de schrijver om erachter te komen wat dat zinnetje, die kleine synopsis, heeft te betekenen. Er is maar een manier om daar achter te komen, en dat is schrijven. Een interview met een korte verhalenschrijver die met Redder in nood debuteert als romancier.
Als de Herald of Free Enterprise voor de kust van Zeebrugge kapseist ontpopt Ivo Tempel zich tot een held. Hij is een ambitieuze, ietwat bijdehante en arrogante kerel die werkt in het bankwezen. Door zich uit te strekken en zijn rug als loopbrug neer te laten redt hij een aantal mensen van de dood. Dat maakt hem een redder in nood. Maar het verhaal dat Burg vertelt is dat van de redder die vervolgens zélf in nood komt. Hoe pakt deze brugman, de menselijke brug, zijn rol in het dagelijkse leven op? Hoe gaat hij om met de schouderklopjes, de journalist die hem de hemel in schrijft, de producent die er een film in ziet, de louche manager die hem meesleept naar volle zalen? Wat is het effect van zo’n ingrijpende gebeurtenis op een gezin? Het zou allemaal niet zo verdomd lastig hoeven te zijn, ware het niet dat Tempel geen flauw benul heeft van wat hij op die boot heeft uitgevreten. Hij wordt wakker op een brancard en herinnert zich niets. Hij weet van zijn heldendaad omdat hem dat vertelt is. Hij laat zich er simpelweg in meesleuren. De stroom van gebeurtenissen die de redder in nood vervolgens overspoelt, dát is wat Benjamin Burg beschrijft in zijn romandebuut. Redder in nood is een psychologische mix van drama en humor, of, zoals het wordt gebracht, een dark comedy. Een gesprek in het Amsterdamse College Hotel.
Wie is Ivo Tempel?
Een held tegen wil en dank die wordt grootgemaakt door zijn eigen omgeving. Hij weet zelf niet eens wat er gebeurd is. De hele wereld, de pers en zelfs hijzelf, gaat in die rol als held geloven, alsof hij een soort apostel, een zendeling is. Zijn manager neemt hem later voor een fotosessie mee naar een brug in Zeebrugge en zegt, kijk eens naar beneden, naar het water waar de ramp zich voltrok. Het is niet bewust zo bedoeld, maar bij nalezing roept dat bij mij een reminiscentie op met de verleiding van Jezus, die, vlak voor zijn arrestatie op de Olijfberg bij Getsemane, de stad overziet.
Tempel is een ambitieuze man, maar ook arrogant, eigenlijk een beetje een klootzak. Eens?
Een van de lezers bij de uitgeverij zei, alles wat er met hem gebeurt is het directe gevolg van zijn karakter. Toch geloof ik wel dat je met hem kan meeleven. Als lezer ken je zijn zwakheden. Hij mag dan wel enorm ambitieus zijn en zich als een vlerk op zijn werk gedragen, maar tegelijkertijd wordt hij in al zijn zwakheden en onzekerheden getoond. Misschien is hij niet zo’n aardige man, maar we zijn allemaal niet zo aardig, nietwaar?
De Herald of Free Enterprise kapseisde in 1987 voor de kust van Zeebrugge. Pleegde je veel onderzoek?
In werkelijkheid zaten er geen Nederlanders maar alleen Engelsen op het schip. Onder hen bevond zich een soort brugman, een man die mensenlevens heeft gered. Deze informatie kwam ik begin jaren negentig tegen. Toen al dacht ik, dit is een geweldig onderwerp. Later, zo’n vijf jaar geleden, ben ik aantekeningen gaan maken en heb ik krantenartikelen en documentatie verzameld, waar zelfs het officiële rapport van de Engelse Port Authority tussen zat.
Dat is het decor geworden van dit verhaal. Wat was de katalysator?
Het begon allemaal met een uitzending op de Engelse televisie over een man die beroemd werd nadat hij tijdens de ramp een heldenrol vervulde. Het liep uiteindelijk slecht met hem af. Die gegevens, de ramp en iemand die een held wordt, daar heb ik ogenblikkelijk van gedacht; dit is een fantastisch onderwerp om over te schrijven. Sowieso heeft de ramp destijds een enorme indruk gemaakt. Ik ben een aantal maal naar Zeebrugge gegaan. Als je daar op de kade over de zee uitkijkt kun je de plek waar het schip kapseisde zien liggen. Het is een grove halve kilometer verderop. Je kan er bij wijze van spreken naartoe lopen.
Redder in nood komt voort uit realiteit, en is toch fictie. Zou je kunnen zeggen dat het geïnspireerd is door de ramp?
Het is geen faction, het startpunt ligt in de realiteit. De research heb ik voornamelijk gebruikt voor de feitelijkheden. De journalist schrijft in het fictieve Parade bijvoorbeeld dat het schip op een werf in Bremen is gebouwd en dat de motoren 24.000 pk hebben. Dat is geen flauwekul. Er is echter heel veel documentatie ongebruikt gebleven, want ik wist meteen dat dit fictie zou worden.
Er zit van alles in het boek, drama, spanning, humor. Waarom wilde je dat erin hebben?
Het verhaal is treurig; de scheepsramp, de doden, de held met wie het eigenlijk niet zo goed gaat. Een zin uit mijn aantekeningen luidde, het moet geschreven worden met een lichte toets. Die wilde ik behouden, wat er inhoudelijk ook gebeurde. Waarom? Ikzelf verlies in de meest catastrofale situaties de humor nooit uit het oog. Tempel gaat op een gegeven moment lezingen houden om over zijn daad te vertellen. Je ziet dat soort dingen ook in het echt gebeuren. Neem Aron Ralston, de man die in de bergen vast kwam te zitten en zichzelf bevrijdde door zijn pols af te snijden. Hij is boeken gaan schrijven en een motivational speaker geworden, er is zelfs een film van gemaakt. Dat soort krankzinnigheid is grappig, dát wilde ik beschrijven.
Kies je de thema’s of komen die vanzelf?
De reden dat ik dit ogenblikkelijk herkende als iets waarover geschreven moest worden is dat er kennelijk een thema inzit wat mij aanspreekt. Zoiets kies je niet, dat is er al. Wat mij hierin enorm trof is iemand die door de omstandigheden boven zichzelf uitgetild wordt, en niet in staat is daar mee om te gaan. Waarom ik dat interessant vind is voer voor de psychologen. Het thema ontvouwt zich wel als je het hebt geschreven.
Je staat bekend als korte verhalenschrijver en publiceerde de bundels Camera en Leo, de vrouwenman. Wanneer wist je dat dit verhaal een roman zou worden?
Dit is te groot om in 25 of 35 pagina’s verteld te worden. Ik voelde meteen dat het meer moest worden, dat ik er echt voor moest gaan zitten. Het zou jammer zijn geweest als ik dit had afgedaan met een kort verhaal. Andersom kan het wel. Toen mijn laatste bundel verscheen zei schrijver en dichter Guus Luijters dat drie van die verhalen in potentie een roman konden worden.
Ben je bewust begonnen met korte verhalen?
Bij Meulenhoff had ik op mijn 27e al eens een roman ingeleverd. De toenmalige uitgever Laurens van Krevelen belde en zei, meneer Burg, het leidt geen twijfel dat u kunt schrijven, maar een aantal hoofdstukken bevat stijlbreuken, et cetera. Vervolgens heb ik daar nooit meer iets mee gedaan. Ik dacht toen letterlijk, je vraagt een schilder toch ook niet om een doek bij te werken? Misschien lag het verhaal te dicht bij mezelf, en kon ik het niet, had ik niet de technische vaardigheden om het aan te passen. Het manuscript ligt nog steeds in een lade, maar ik heb het nooit meer gelezen. Wie weet gebeurt dat ooit nog eens, maar het zal niet meevallen.
Moeten romanschrijvers beginnen met korte verhalen? Ondanks het manuscript heb je die weg immers afgelegd.
Na die roman van mijn 27e ben ik veel korte verhalen gaan lezen, met name die van Angelsaksische, Amerikaanse en Russische schrijvers. Ik vind het een prachtig vorm, maar ben blij dat deze roman er nu is. Het korte verhaal is heel iets anders dan simpelweg een korte roman, alles luistert veel nauwer. Wat mij betreft ligt het soms dichter tegen de poëzie aan dan een roman. Het is simpelweg een andere tak van de sport. Toen ik mijn uitgever Joost Nijsen vertelde dat ik aan een roman werkte zei hij hetzelfde; die korte verhalen van jou zijn top, maar een roman is iets heel anders. Ik antwoordde echter dat ik op alle wapens wil excelleren. In de toekomst ga ik ongetwijfeld weer met alle plezier korte verhalen schrijven, dat vind ik heerlijk.
Heb je het virus van de roman te pakken?
Van tevoren wist ik niet of ik het überhaupt wel kon, maar het voelt alsof er een deur is open gegaan. Philip Roth zei dat de eerste zes, zeven, acht maanden vreselijk moeilijk zijn. Je weet niet waar je heen gaat, er zijn immers zoveel wegen om in te gaan. Vroeg of laat dient zich echter altijd een oplossing aan, en ik vertrouw erop dat die zich met een volgende roman weer aandient. Dat schrijven is geweldig. Het creëert iets en het maakt me rustig. De wereld zit vol verraderlijke, ellendige dingen, maar er is ook een plek waarnaar je kan vluchten, waar je alleen kan zijn met je verhaal, waar je gewoon kan bedenken welk woord waar moet staan. Vanochtend lag ik in de stoel van de mondhygiëniste, onder zo’n sereen licht, de handen gevouwen; haast alsof je dood bent. Constant lag ik te bedenken hoe de eerste scene van die nieuwe roman zou moeten beginnen. Dat was een prettig gevoel. Het hele idee van een tweede roman ligt al klaar, maar het daadwerkelijke schrijven moet nog beginnen. Het zal nog even moeten wachten, want momenteel ben ik druk als mede-initiatiefnemer van EDITIO, de eerste creative writing academy van Nederland. Ik kan maar moeilijk twee dingen tegelijk doen, maar het kriebelt al behoorlijk.
Auteursportret: Bob Bronshoff
Er wordt gesproken over een verfilming van Redder in nood, begrijp ik?
Een van de grote filmproducenten heeft een optie tot koop genomen. Ik kreeg een mail via de de uitgever waarin hij schreef dat de scenariolezers enthousiast waren, dat hij al heel lang een dark comedy wil maken en dat hij het nu zelf gaat lezen. Het is echter afwachten, want zo’n proces kan heel lang duren. Het verhaal leent zich er echter wel voor.
Welbeschouwd draag je het verhaal van Redder in nood al mee sinds je van de ramp hoorde, 26 jaar geleden. Zitten er nog meer van dat soort ideeën in je hoofd?
Wel een aantal, maar wanneer zoiets begint weet ik niet. Ik heb een lijstje met onderwerpen. Vaak staan daar synopsissen van één zin op. In Leo, de vrouwenman staat een verhaal dat Fatty heet. Op dat lijstje stond, man gaat naar Thailand, ontmoet meisje, et cetera. Dat is uiteindelijk een verhaal geworden. Tommy Wieringa vroeg mij om een verhaal aan te leveren voor de bundel Omdat hij het was, omdat ik het was, een collectie verhalen met als thema vriendschap. Het zinnetje dat een verhaal werd luidde, man gaat terug naar golfbaan. Zo simpel gaat dat dus.
Hebben die zinnen een gemene deler? Iets wat maakt dat jij je daar aangetrokken tot voelt?
Van tevoren weet ik dat er met het zinnetje van alles aan de hand is, ander schrijf ik het niet op. Bruno Schulz, een groot schrijver, zei ooit dat iedereen het boek van zijn eigen leven moet vinden, de mythe moet scheppen die de diepste bodem van zijn bestaan is. In die termen denk ik soms over het schrijven, dat het steeds dichterbij de kern komt, alsof je met elk werk dichterbij, misschien wel, een geheim komt. Op een bepaalde manier kruipen die zinnetjes mijn hoofd in, maar waarom, dat is aan mij om uit te vinden. In die zin zou je kunnen zeggen dat het verhaal de schrijver zoekt. Het is een mooi vak, als je er zo over nadenkt.
Hoe schrijf je eigenlijk, en waar en wanneer?
Aantekeningen maken doe ik met de pen, maar voor de rest schrijf ik alles op de laptop. Op een scherm zie ik meteen wat het op een pagina doet, dat werkt prettig. Het werk aan Redder in nood is in september 2010 begonnen en in januari 2013 klaar en ingeleverd. In de weekeinden, de vrijdag, zaterdag en zondag, ging ik naar een plekje buiten Amsterdam waar ik ongestoord kon schrijven. Er was geen sprake van dat ik internet of een mobiele telefoon ter beschikking had, die zijn dodelijk.
Tijdens de boekpresentatie, met Benjamin Burg (rechts)
Foto: Sabine Jansen
Hoe zit het met muziek?
Absoluut niet, volstrekt ondenkbaar! Voor mij zijn dat twee totaal verschillende dingen. Af en toe zette ik van tevoren tien minuten of een half uurtje muziek op, soms muziek waarvan ik dacht dat het mij in de buurt bracht van wat ik voor ogen had. Dat waren meestal sonates van Beethoven, gespeeld door Alfred Brendel. Maar tijdens het schrijven? Zeker niet.
Simpelweg alle afleiding de deur uit?
Inderdaad, ik mag absoluut niet gestoord worden. Zo’n acht jaar geleden ging ik ’s ochtends voor werktijd zitten schrijven in een kamertje bovenin huis. Op een gegeven moment kwam mijn dochter, die destijds bij me woonde, onaangekondigd binnen. Ik ben toen ontzettend boos geworden. En dan bedoel ik écht boos, uitzinnig van woede, totaal buiten mezelf. Dat ik ergens helemaal inzat en dat zij mij daar zomaar uithaalde. Het is niet leuk om te vertellen, ik schaam me ervoor, maar het is allemaal goedgekomen, ze heeft het me vergeven.
Hoe zag zo’n schrijfdag buiten Amsterdam eruit?
Mijn dag begon met het lezen van de krant, een manier om het hoofd even leeg te maken. Soms was het daarna even keutelen, wat nagels kijken, een kopje koffie zetten, aan het kruis krabben, maar in de regel werkte ik van half tien ’s ochtends tot een uur of drie, vier in de middag. Voor minder dan drie uur ga ik sowieso niet zitten, dan heeft het geen zin. Weliswaar is er in een half uurtje wel iets te doen, maar om écht te schrijven, wat ik een zitting noem, moet er ten minste drie uur voor staan.
Wanneer is een dag geslaagd?
Als er een pagina is waarvan ik denk dat die ermee door kan. Het waren er soms twee of drie, maar dat kwam minder vaak voor. Een aantal goede alinea’s stemde mij echter al tevreden. Als het een beetje goed ging had ik in drie dagen zo’n vijfhonderd woorden, en heb ik het over écht goede woorden, waarvan ik wist dat ze zouden blijven staan. Het kwam ook voor dat ik vrijdag en zaterdag bezig was en dat niets de moeite waard was, dat het pas zondag lukte. Redder in nood is dus niet makkelijk geschreven, ik heb het niet fluitend gedaan, maar ik heb er wel van genoten. Het is heel bijzonder als je jezelf in het verhaal verliest en later bij wijze van spreke ontwaakt en geen idee hebt hoe laat het is of waar je al die tijd met je hoofd hebt gezeten.
Auteursportret: Bob Bronshoff
Wat gebeurt er op zo’n nutteloze dag? Toch maar doorschrijven en later schrappen of constant malen?
Of het verstandig is weet ik niet, maar ik kon altijd even teruggaan en poetsen op wat er al was. Soms werd ik wakker met de gedachte, die zin of dat woord moet weg. Er zijn schrijvers die hun eerste versie in een ruk schrijven, die simpelweg het verhaal op papier willen hebben, of het nou wel of niet goed is. Dat kan ik niet. Ik kan er niet tegen als ik op een pagina ben terwijl de voorgaande niet deugt. Op zo’n nutteloze dag was het dus meestal maar een beetje wachten. Er is weinig doorgetikt en weggegooid. Het voelt niet lekker om iets te schrijven waarvan ik weet dat het onzin is.
Leest er iemand mee?
Ik geloof niet dat je dat te snel moet doen. Dat kan twee kanten opgaan. Of iemand zegt dat het niets is, waarna je in de put raakt, of iemand zegt dat het geweldig is, waarna je gaat denken dat alles wat je vervolgens opschrijft steengoed is. Ik heb vroeger veel gegolfd en toen maakte ik het ook mee. Ik was er niet bijzonder goed in. Als ik dan opeens een droomslag maakte liep ik met de borst vooruit naar de volgende hole. Dan dacht ik, ik kan het dus wel hè! Het ging daarna uiteraard volkomen mis. Daarom kan ik het iedereen aanraden om het geschrevene vooral niet te vroeg aan anderen te geven.
Hoe moeilijk is dat?
Ik heb me vaak genoeg moeten bedwingen. Als je thuiskomt en trots bent op wat je hebt gedaan is het heel moeilijk. Thomas Mann las iedere dag voor wat hij had geschreven. Nou, daar hoef ik thuis echt niet mee aan te komen. Een beetje samen luisteren naar wat de schrijver die dag heeft geschreven, haha. Nee, echt niet hoor. Mijn vrouw heeft Redder in nood overigens wel in een later stadium gelezen. Ze is mijn eerste lezer, zoals dat bij veel schrijvers het geval is, en ze heeft een scherp een doorgaans juist oordeel, dat zou ik niet willen missen.
Wat had je vrouw op Redder in nood aan te merken?
Toen het verhaal klaar was zei ze, het is raar dat ik van de ramp verdomd weinig te weten kom. Ze had gelijk. Toen heb ik als laatste een aanloop geschreven naar het moment waarop Tempel bijkomt. Dat is uiteindelijk een kleine tienduizend woorden geworden. Het overige is grotendeels chronologisch geschreven. Wel heb ik nadien nog enkele hoofdstukken in stukken gesneden. Ik wilde per se dat het verhaal meer vaart zou krijgen, dat elk hoofdstuk zou eindigen met een moment waarop de lezer nieuwsgierig naar het verdere verloop achterblijft.
Boektrailer:
[youtube]http://youtu.be/y6GeGOTyk9U[/youtube]
Benjamin Burg – Redder in nood, Podium, 240 blz. € 18,50