Plasje data

In zijn laatste essaybundel heeft Bernlef het over het domein van de poëzie als ‘de tweede ruimte’. Het is een gebied dat naast de werkelijkheid bestaat en waarin eigen wetten gelden. Het gedicht is een ding, een object dat niet is bedoeld om iets uit de wereld om ons heen op te roepen, maar dat een waarde heeft in zichzelf. Later wijst hij erop ‘dat die verzelfstandiging gedeeltelijk op een illusie berust’: woorden zullen altijd ‘naar de werkelijkheid, de eerste ruimte’ verwijzen. ‘Zonder de basis van die eerste ruimte zweeft de tweede los van de wereld in een kunstmatig heelal waar alleen academische sterrenwichelaars plezier aan beleven.’

Is dat het geval bij de poëzie van Astrid Lampe? Is haar werk zo hermetisch dat je er als lezer geen contact mee kunt maken? Nee, blijkt uit haar laatste bundel Rouw met diertjes. De taal van Lampe staat niet los van de wereld. Haar poëzie bevindt zich misschien niet eens in ‘de tweede ruimte’. Taal, lijkt ze te willen zeggen, is overal om je heen. Je hoeft de woorden maar uit de lucht te plukken. Lampe geeft een eigenzinnige bloemlezing van de verbale herrie die ons omringt. De meest verschillende taaluitingen komt ze tegen op straat, in de krant, zittend achter de computer, in ziekenhuizen en op kerkhoven. Bij haar krijgen woorden en uitdrukkingen als data, zandsuppletie, iCloud, mind your step, deathrow, de uitgeklede versie, plotseling een bijzondere lading. Het is of ze gaan schitteren en tintelen. Als levende diertjes kruipen ze van bladzijde tot bladzijde, want de dichter laat dezelfde woorden telkens terugkeren, steeds met een andere lading. Er huppelt zelfs een pup door de bundel, zoals in dit gedicht:

de pup mocht vrij
ik sla de kruimels uit de rok
van toen er natte cake
(…korretjie sand)

het ons bekende is me vreemd: inflatables

om ‘op verhaal te komen’
stoot ik me

dezelfde beeldbank (expres)
waaraan ik me bezondig

Als je de rest van de bundel hebt gelezen, komt veel je bekend voor. Woorden als zand en pup, het gebruik van Engelse termen, van uitdrukkingen uit de digitale wereld. Je herkent de verwijzingen naar dood en begrafenisrituelen (‘natte cake’) en vraagt je af of ‘ik sla de kruimels uit de rok’ een verwijzing is naar de beroemde regel van Lucebert ‘een broodkruimel te zijn op de rok van het universum’. Wat een prachtige regel is het dan: mooier kun je het verzet tegen de vergankelijkheid niet onder woorden brengen. En een beeldbank waaraan je je bezondigt? Sommige herinneringen kun je beter met rust laten, omdat ze teveel pijn doen. Je moet tenslotte ‘op verhaal komen’. Misschien worden de kruimels wel uit de rok geslagen omdat je stiekem overal vanaf wil zijn en net doet of de dood niks voorstelt. Lampe geeft elders een mooie omschrijving van de herinnering: ‘de geur van tijm ruit en salie/ geeft op stoot een boel dataverkeer’. Er hoeft maar dit te gebeuren, of we komen weer terecht in een kosmische storm van betekenissen. Soms lijkt het of al die stof is neergedaald op de bladzijden van deze bundel.

Rouw met Diertjes

Rouw met diertjes bestaat uit drie delen. Tot nu toe heb ik het alleen maar gehad over het gelijknamige eerste deel. De laatste twee delen, Dronken jol/ een requiem van stills en Maar geen kunstje gaat zo ver/ stills zijn gesamplede bloemlezingen van zinnen uit (in het Nederlands vertaalde) Amerikaanse en Franse poëzie. Ik vind het resultaat van dit plakwerk niet erg overtuigend. De werkwijze van Lampe doet me hier teveel denken aan het advertentiespel van vroeger: je hebt allemaal kaartjes met halve reclameslogans en als je twee willekeurige tegen elkaar houdt, krijg je (soms) iets grappigs. Het resultaat doet geforceerd aan en de zo ontstane teksten roepen bij mij weinig op.

Toch doet de dichteres hier in wezen hetzelfde als in het titeldeel. Ook daar zou je kunnen spreken van samples, al heeft ze de woorden en uitdrukkingen nu niet gehaald uit boeken, maar komen ze overal vandaan. En nu werkt het wel. Het lijkt of stukjes vrij zwevend bewustzijn, afkomstig van verschillende mensen en uit verschillende werelden, in haar poëzie samenkomen. Ze weeft er een nieuw bont tapijt uit, een rouwkleed van taal. Rond de dood van een geliefde is het leven vaak intens. Je bent, als rouwende, onderhevig aan een bombardement beelden, bij voorbeeld van de reizen die jullie samen maakten. Je hoofd zit volgestopt met ‘data’, die je soms beter als een plasje ‘op kunt houden’, maar waarnaar je ook ‘hengelt’.

mijn GPS trekt dit niet
het zuiden veeg: je dood alom
steekkarretjes
druppel

een ondergaande zon de vette vis
kratten rammelen
de romeinse brug zet ons jachtinstinct op scherp
jager-verzamelaars zijn wij
kies dit hotel als je uitgerust bent
langs lange kijklijnen ‘ik houd het nog wel even op’
(plasje data)

at random hier
het hengelen naar plaatjes
loopt dood op zoveel avondrood
standaard overvloeien (jij)

still na still (en lichaamseigen)
de zandsuppletie

Hoe meer ik in Rouw met diertjes (deel één) las, hoe meer beelden de gedichten bij me opriepen. Uiteindelijk vond ik ze veel toegankelijker dan ik had verwacht. Lampe is blijkens interviews nogal streng als het gaat om de receptie van haar poëzie. Je moet niet proberen haar gedichten te begrijpen. En critici die haar werk interpreteren doen het ook niet goed. Het is verboden om er ‘verhaaltjes’ van te maken. Ze vergelijkt haar werkwijze graag met die van beeldende kunstenaars. Zij hebben allang afscheid genomen van mimesis en anekdotiek. De wereld is veranderd. We worden bestormd door velerlei taaluitingen en die moet je niet keurig in het gelid willen zetten. Lampe graait graag in alle snoeptrommels tegelijk. En die gretigheid blijkt te lonen. Rouw met diertjes is een mooie bundel. En het aardige is: wij lezers mogen deze poëzie lezen en herlezen. Telkens zullen er nieuwe beelden opgloeien in onze hoofden. We zullen de gedichten interpreteren (jawel!), proeven, tegen het licht houden, laten klinken. En hoe streng ze ook is, daar kan Astrid Lampe helemaal niks tegen doen. Haar gedichten zijn nu van ons.

Henry Sepers

Astrid Lampe – Rouw met diertjes. Querido. 64 blz. € 19,95.