Kringloopincident

Mevrouw Duif, de uitbaatster van de plaatselijke kringloopwinkel, is een beetje verliefd op me. Nee, niemand hoeft zich zorgen te maken, de liefde van mevrouw Duif is niet wederzijds.

         Ik geloof ook niet dat mevrouw Duif – jaar of zestig, grijze pijpenkrullen, maatje 54 – erop uit is om mijn jong gebleven Adonislichaam te lijf te gaan, de liefde zij mij toedraagt heeft te maken met de artikelen die ze me de afgelopen jaren verkocht heeft.

         Ik ben ervan overtuigd dat mevrouw Duif desgevraagd tien, misschien wel 20 objecten die ik van haar afnam, moeiteloos kan opdreunen. Toen ik eens een Perzisch tapijtje afrekende liet ze zich ontvallen: ‘O maar dat staat beeldig bij de asbak die ik je twee jaar geleden verkocht heb. Er zitten dezelfde kleuren in!’

         Of die keer dat ik een stapel boeken op de toonbank legde: ‘Je zal wel genoten hebben van dat prachtige Tyl Uilenspiegel-boek dat ik laatst voor je ingepakt heb!’

         Mevrouw Duifs commentaren beantwoord ik met opmerkingen als: ‘Gelijk heeft u, die asbak en dat kleedje zijn gewoon voor elkaar gemaakt’ of, toen ik haar verloste van een zeldzame Eline Vere-uitgave: ‘Wist u dat ik in mijn boekenkast een speciale mevrouw Duif-plank ingericht heb? Daar staan alle boeken die ik bij u gekocht heb.’

         ‘Het lukt jou nog om een wijnboer een fles wijn te verkopen,’ zei een vriend laatst, en daar zit een kern van waarheid in. Er zijn weinig veiling- en verkoopsites waar ik niet actief ben, Markplaats, eBay, Tweedehandsnet, Duitse boekensites, en zo voorts. Mijn handelswaar vind ik zo’n beetje overal, op straat (niets zo lucratief als afval), in het huis van mijn tante, op de zolders van de herenboerderij van mijn voorouders, en – op één met stip – in de winkel van mevrouw Duif.

         Want zij die denken dat die schitterende, handgeblazen Murano-asbak en dat kleedje elkaar hier beeldig staan aan te vullen, moet ik teleurstellen.

         De asbak is naar Londen vertrokken, naar een verzamelaar van Venetiaans glaswerk in ruil voor het respectabele bedrag van 45 pond, na tussenkomst van mevrouw Duif die 2 euro opstreek. Het kleedje, handgeknoopt, leverde 60 euro op, en rust nu op een Eileen Gray-tafeltje in een designwinkel in Antwerpen. Mevrouw Duif had er 1,75 voor gevraagd, en ze was tot tranen geroerd geweest toen ik haar de 25 cent wisselgeld die ze me aanreikte, kwijtschold.

         Het is natuurlijk verleidelijk om op te scheppen over mijn successen – zoals die keer dat ik 70 euro ving voor een Suit Supply pak en 125 voor een jaren zestig motorjack, vermoedelijk omdat ik de advertentie verrijkt had met een foto van David Bowie waarop hij een identiek jack droeg – maar we moeten snel terug naar mevrouw Duif.

         Soms vraag ik me af of ze door heeft dat ik vrijwel geen enkel artikel dat ik bij haar koop, voor mezelf houd. Ik heb altijd gedacht van niet, maar sinds ik getuige was van een incident, vorige week zaterdag, ben ik daar niet zo zeker meer van.

         Ik had die dag niets gevonden – het is niet altijd prijs – en liep naar de uitgang, waar Mevrouw Duif, tronend achter de toonbank, net haar stem verhief. Tegenover haar stond een dame die vijf koffiezetapparaten wilde afrekenen. De dame droeg een hoofddoekje en mevrouw Duif vroeg, opvallend dreigend: ‘Waar heeft u vijf koffiezetapparaten voor nodig?’

         De dame bleek van het ‘schot hagel’ genootschap. Ze legde uit dat ze er liever teveel kocht dan te weinig. ‘Als ik er vijf meeneem dan is er altijd wel eentje die het doet.’

         ‘Maar ze doen het allemaal!’ riep mevrouw Duif. En ze vervolgde, vastberaden als een detective die onomstotelijk bewijsmateriaal in handen denkt te hebben: ‘Ik weet heel goed wat u doet. U neemt ze mee naar Turkije, en daar verkoopt u ze tegen woekerprijzen.’

         De dame bleef bij haar standpunt, mevrouw Duif ook. Ze spuide nog wat aanvullend bewijsmateriaal: ‘Laatst kocht u zes citruspersen en van de zomer vier mixers. Wie heeft er nu vier mixers nodig?’

         Met Gods gratie en veel soebatten kreeg de dame toch nog drie koffiezetapparaten mee. Buiten klampte ze me aan: ‘Wat een vreselijk mens, je zou bijna denken dat mijn geld niet goed genoeg is voor haar.’

         En ze legde uit dat artikelen uit de stal van mevrouw Duif – met name elektra – soms zo met de vuilnis mee konden. ‘En als er niets aan mankeert, dan geef ik ze gewoon weg.’ Ze wachtte even, en zei toen: ‘Echt waar, meneer, ik heb nog nooit iets doorverkocht.’

         Ik ben ervan overtuigd dat ze de waarheid sprak.

Aristide von Bienefeldt