Column: Guus Bauer – Bezigheden buiten huis hebbende (6)
Bezigheden buiten huis hebbende VI
In alle wijsheid heeft het bestuur van Büchmania voor het derde achtereenvolgende jaar de Intergalactische Boudewijn Büchdag op dezelfde zondag gepland als de Beurs Bijzondere Uitgevers in de hoofdstedelijke poptempel Paradiso. In plaats van een ochtend fijn te kunnen mopperen, heeft uw inktslaaf gezien het heen en weer vliegen tussen beide locaties slechts tijd om een korte anekdote te vertellen. Terwijl hij juist zin had om vooral ook zichzelf eens flink te bespotten. Maar goed, een adempauze voor hen die op deze plek doorgaans cabaretesk worden aangesproken. De wezens die in het voorwoord van de initiaalgenoot bij de geplande verzamelaar van inktslaafcolumns als volgt worden omschreven:
Er zijn zeer veel stomme mensen in het boekenvak. Echt, werkelijk stomme mensen. Pretentieuze sukkels, aandachtstrekkers, opgeblazen ego’s, boekverkopers die zichzelf zien als voortrekkers van de cultuur, aanhangig spul met het hoogste woord op twitter, blaters, nou ja, ik kan zo nog wel even doorgaan. Ikzelf ben ongetwijfeld in de ogen van anderen ook alles wat ik vlak hiervoor opschreef. Maar dat hele ‘boekenvak’ is helemaal niet zo belangrijk. Als je schrijft, is dat domweg je werk; als je boeken verkoopt, is dat eveneens domweg je werk; als je aanhangig bezig bent, is dat, enzovoort.
Nuchter en ter zake doende. Uw schrijvertje is jaloers op de manier waarop de initiaalgenoot het balletje bij zijn schuurtje weet te houden. Indien u het hele, geweldige voorwoord wilt lezen, het hoogtepunt van het boekwerkje simpelweg getiteld De inktslaaf, zult u toch echt binnenkort in de buidel moeten tasten.
De schets van een gebeurtenis afgelopen week:
Jaren terug toen bij de inktslaaf de (schrijf)armoede nog niet had toegeslagen, leende uw deeltijd goedzak een ring met een diamant van pakweg anderhalf karaat aan een vriend die ging trouwen. Die wilde op die dag zijn vriendin met het kleinood laten pronken. Dat het pasgehuwde stel daarna voorgoed buitengaats ging, vertelde hij er natuurlijk niet bij. Afgelopen dinsdag liep uw armoedzaaier, pauper, sjnorrer, nebbisj-een-arme-sloeber, gesjochtene een slagerij binnen.
Voor hem in de rij stond zijn voormalige vriend. Iets dikker, veel bruiner, ook kalend op de kruin. Aan zijn rechterhand de ring met de diamant. Hoera, een einde aan de schrale tijden! Hij tikte de onverlaat op zijn schouder.
‘Die ring wil ik terug!’
‘Ik kom hem wel brengen.’
Uw inktslaaf wees op het hakblok van de slager. Afgelopen vrijdag bezocht hij een juwelier. ‘Het spijt me, meneer, de steen is van glas. Ik geef honderd euro voor het goud.’
Guus Bauer