De Revisor, ‘een aflopende zaak’?

Een nieuwe redactie, een nieuw geluid. Dat gold in ieder geval wel voor de nieuwe redactie van De Revisor (Gustaaf Peek, Daan Stoffelsen, Jan van Mersbergen en Erik Lindner) die vorig jaar aantrad. Tzum.info berichtte destijds over de nieuwe plannen van deze redactie. Als eerste literair tijdschrift maakte De Revisor bekend om serieuze stappen te gaan zetten op het internet. Begin december was het dan zover. De website werd officieel gelanceerd en De Revisor. Jaarboek voor nieuwe literatuur I verscheen, want tweemaal per jaar verschijnt er nog wel een gedrukt nummer van het tijdschrift. Maar hoe nieuw is het geluid?

Het jaarboek ziet er prachtig uit. Er is qua vormgeving veel aandacht aan besteed. Het omslag – en dat is dan meteen nieuws – is zelfs genomineerd voor ‘Mooiste Boekomslag 2011’. Opvallend is, dat de redactieleden zelf niet eigen prozawerk of gedichten hebben aangeleverd. In een interview met Tzum.info zei redactielid Jan van Mersbergen vorig jaar: ‘Dat gebeurt veel in literaire tijdschriften en dat heeft iets vreemds, alsof je wilt zeggen: “ik doe het nog een keer voor.” Onze keuze uit nieuw werk is bepalend genoeg.’ Wel leverde de redactie andere bijdragen.

Gustaaf Peek schreef een aanstekelijk stuk over Max Havelaar en het literair engagement, Daan Stoffelsen heeft het in zijn iets te gefragmenteerde stuk over de Engelse vertaling van Boven is het stil en hoe deze vertaling hem dichter bij de taal van Gerbrand Bakker brengt, Jan van Mersbergen bekent zijn liefde voor de liedjes die tijdens het Limburgse carnaval (de vastelaovend) gezongen worden (hij schrijft momenteel een roman over de vastelaovend) en Erik Lindner schreef een mooi stuk over zijn overbuurvrouw die op Merlyn promoveerde, een literair tijdschrift uit de jaren zestig. Een tijd dat de literaire tijdschriften nog gezaghebbend waren.

‘Onze keuze uit nieuw werk is bepalend genoeg,’ zei Van Mersbergen dus. Die keuze voor het werk in dit jaarboek vind ik echter niet altijd verrassend. Het lijkt er soms op dat de redactie voor dit eerste nummer op safe heeft gespeeld. Zo staan er vertrouwde namen in uit de Querido-stal: Kees ’t Hart, Tomas Lieske en Antoine de Kom. Ook staan er auteurs in die sinds jaar en dag al hun nieuwe werk in literaire tijdschriften publiceren, zoals Eva Gerlach en Esther Jansma. Dit doet me erg aan de ‘oude’ Revisor denken. Deze Revisor is trouwens nog op een grappige manier vertegenwoordigd in dit nieuwe jaarboek. Wie achterin bij ‘Over de auteurs’ kijkt, ziet dat Toef de Jaeger, vorig redactielid De Revisor, is opgenomen. Terwijl ze geen enkele bijdrage aan dit nummer heeft geleverd. Alsof ze nog als een soort geestverschijning door dit jaarboek rondwaart.

De kwaliteit van het werk in dit jaarboek is overigens prima. Auteurs als Esther Gerritsen, Anton Valens en Mischa Andriessen, hebben bijvoorbeeld eerder bewezen dat ze goede literatuur kunnen afleveren. Je had als lezer niet anders verwacht. Gelukkig heeft de redactie ook debutanten opgenomen in dit jaarboek. Ook dat was een belofte. ‘Naast die keuze steken we veel tijd in de begeleiding van jonge auteurs,’ zei Van Mersbergen destijds. Bernke Klein Zandvoort schrijft prozaïsche gedichten, dit lijkt een trend te zijn onder debuterende dichters, die zo nu en dan verrassen: ‘een lege koekoeksklok ligt in het perkje van een boom / over mijn schouder hadden de straten zich gesloten / in elkaar gevouwen handen op m’n tantes schoot.’ Emily Kocken schreef een verhaal waarin veel gereisd wordt. Ze hanteert een staccatostijl: ‘Vrije mensen. Veel mensen. Later zal ik schrijven dat het om duizenden mensen gaat. Dat weet ik nu al. Ik verlang naar de kleine hotelkamer, het bed, mijn schrift, het tuimelraam. Ik wil terug, naar de hotelkamer, het bed, het schrift, het raam. Schrijven.’

Bette Adriaanse valt op met een ultrakort verhaal over een man en een steen. Het begint zo: ‘Op een zekere dag, in een zeker dorpjes ergens in de woestijn, arriveerde een man. Hij droeg een grote steen op zijn schouders.’ Maud Vanhauwaert debuteert met gedichten die zo nu en dan absurdistisch zijn: ‘Joodse vrouwen wagen zich / tezamen aan een ei.’ En even later: ‘het enige wat te sparen is: haar / knopen ze aan kinderkuiten / frontale mannendrol.’ En Maarten Naafs sluit het jaarboek af met zijn prozaverhaal ‘Ganzen’: ‘Hier ging Thomas naar de ganzen kijken, zegt hij. Hij telde hoe vaak ze met hun vleugels sloegen als ze vlogen, kun je dat voorstellen? Er zijn mensen die dat bestuderen, ze weten precies hoeveel klappen de gans maakt. Dit is wat ze willen weten.’

De meest verrassende bijdrage, en wat mij betreft het klapstuk van dit nummer, komt van Frans Kellendonk (1951 – 1990). De Revisor mocht passages uit zijn dagboeken publiceren. Dit gebeurt voor het eerst, want Kellendonk heeft in zijn testament aangegeven, dat hij zijn dagboeken niet ‘tot zijn literaire werk rekende’. Onbegrijpelijk. De aantekeningen zijn zeer scherp opgetekend en geven inzicht in het denken en handelen van Kellendonk. De schrijver heeft zelf tot begin jaren tachtig in de redactie van De Revisor gezeten. Prachtig zijn de passages die hij over de redactievergaderingen schrijft:

Gisteren Revisordag bij Anton Haakman in Barsingerhorn. Een klein, nogal wrakkig hutje achter een dijk, tien jaar geleden gekocht voor 20 mille. (…). Het gevoel dat De Revisor een aflopende zaak is werd, ondanks alle gezelligheid, bevestigd. De tegenstellingen tussen bijv. Jan [Fontijn, BT] en Dirk [Ayelt Kooiman, BT] zijn wel erg extreem en bovendien heeft niemand werkelijk bijzondere interesses – Anton misschien uitgezonderd, maar hij is geen kunstenaar.

En:

Gisteren mijn laatste Revisor-vergadering, meteen de meest onthutsende van alle vergaderingen die ik de afgelopen vijf jaar heb meegemaakt. Toen mijn verhaal ‘Buitenlandse dienst’ volgens de agenda besproken moest worden, kwam er geen enkele opmerking en na de mededeling dat het reeds gezet was ging men over tot het volgende agendapunt. Ik viel zowat van mijn stoel van ontsteltenis, maar omdat het de laatste vergadering was heb ik me maar verbeten. Zo’n gebrek aan collegialiteit! En dat bij een gezelschap dat de rechter wil spelen in de Nederlandse literatuur. Dat afscheidsetentje gaat wat mij betreft niet door.

Van zulke passages wil ik alleen maar meer lezen. Later gaat hij ook in op de kritiek die rond zijn roman Mystiek lichaam ontstond. Ook weer zeer scherp en raak geformuleerd. Prompt ging ik het werk van Kellendonk herlezen. Hopelijk volgt er ooit nog een complete uitgave van zijn dagboek. Het ‘literaire testament’ is nu met deze publicatie toch al opengebroken. Het is alleen de vraag of uitgeverijen het aandurven. ‘De romans’ en ‘De verhalen’ van Kellendonk liggen inmiddels voor een paar euro bij De Slegte.

De Revisor noemt Kellendonk ‘een aflopende zaak’. Bijna dertig jaar later is het tijdschrift er nog steeds. Daarvoor zijn wel vernieuwingen nodig. Gelukkig is er intussen een website waarop bijdragen worden geplaatst en is het tijdschrift op allerlei sociale media actief. Hier heb ik erg naar uitgekeken. Net als het jaarboek, ziet de website er aantrekkelijk uit. En net als het jaarboek heb ik het idee dat de website nog volop in ontwikkeling is. Jammer is, dat de website ook bijdragen bevat die in het jaarboek staan, zoals enkele gedichten van Jansma en Klein Zandvoort. Dat lijkt mij dubbelop. Dat hoeft niet. Laat het jaarboek en de website mooi naast elkaar bestaan.

De nieuwe bijdragen die nu op de website staan, zijn erg fijn. Neem bijvoorbeeld het schrijversdagboek van Jan van Mersbergen. Als lezer krijg je een kijkje in het schrijfproces aan zijn nieuwe roman, waarover ik al eerder sprak. Zo schreef hij vorig jaar september, toen een proefversie van de website online ging, het volgende over zijn hoofdpersoon: ‘Hij verandert van slachtoffer in dader, kortgezegd. De meest interessante transformatie die een romanfiguur door kan maken, van binnen.’ In zijn laatste bijdrage, eind december vorig jaar, eindigt hij met een planning. De lezer weet wat van Van Mersbergen de komende tijd gaat doen: ‘Mijn planning: Tot het werkelijke Carnaval veel liedjes luisteren, een mooi pekske samenstellen en de juiste voorbereidingen treffen, dan in februari drie dagen naar Venlo, vervolgens de roman – waarvan ik nu een paar beginnetjes heb – tot een leesbaar manuscript omvormen.’

Verder werden er nieuwe gedichten van Alfred Schaffer, Hélène Gelèns en Wim Brands op de website geplaatst. Schaffer dicht over een klungelende ik-figuur. In ‘Bezoek’ lezen we: ‘Het zweet stroomt langs m’n rug ik heb opeens geen tekst. / Ik sta te klooien met een plattegrond het lijkt een eeuwigheid.’ En ‘Hoor ik muziek of is dat de wind’ begint als volgt: ‘Ik zit geloof ik flink te knoeien, ik krijg mijn lepel / niet goed naar mijn mond maar de bewaking heeft geduld /ook met mijn hond hij bijt haast nooit, ik zou hem /een naam moeten geven.’ Het is prozaïsch, evenals de vorm van de gedichten, zoals we dat ook in eerdere bundels van Schaffer zagen. Van Gelèns valt het gedicht ‘sluitingstijd’ op. Ze assoneert en allitereert er flink op los.

sluitingstijd

je bepaalt: dat is pluis dat is niet pluis
dit hier pluis dat daar niet pluis
vroeger niet pluis nu pluis en straks

vanuit het donker applaus
en je zegt ijdelheid ijdelheid
alles is ijdelheid, je schrapt

(ijdelheid der ijdelheden)

zegt alles is! alles is!
alles is maar wat het is, je schrapt
alles! alles! zeg je ineens
vijf uur is de sluitingstijd van alles

terwijl je nog schrapt: alle all al a
applaus vanuit het donker
en je weet niet: pluis of niet pluis

Wim Brands leverde ‘Alledaagse woorden’ aan voor de website. Een gedicht dat uiteenvalt in twee gedichten. In een interview zei Brands eens dat hij al wandelend door de stad gedichten schreef. Je leest dit ook terug in de twee gedichten op de site van De Revisor. In de slotregels maakt hij een mooie vergelijking.

2.

Hij hoorde op de markt, die al bijna werd afgebroken,
de stemmen van vrouwen en zocht de hare en
wist dat zij ook in het missen aanwezig is,

zoals een bril of een riem die je overal in huis zoekt
zich in je jaszak bevindt.

Tot slot: er staan ook archiefstukken op de website uit eerdere Revisor-nummers. Voor de lezer die nog eens een stuk wil herlezen. Voor de lezer die terugverlangt naar de ‘oude’ Revisor. Het zou mooi zijn als de site wekelijks nieuwe bijdragen publiceerde. Daar zou de redactie mijns inziens ook naar toe moeten werken, maar ik weet dat dit tijd nodig heeft.

De Revisor is in ieder geval op de goede weg. Het blad is een voorbeeld voor ieder ander literair tijdschrift in Nederland.

Bart Temme

De Revisor. Jaarboek voor nieuwe literatuur I. Querido, Amsterdam, 204 blz. € 19,95.

www.revisor.nl