Kleine hersenen III

Naast uitgevers en journalisten blijken ook leesclubs graag aan te haken bij jubilea. Wanneer je dus een boek over de Grote Oorlog hebt geschreven, kun je verwachten dat je honderd jaar na aanvang van de krijg regelmatig wordt uitgenodigd.

Waar vaak een huiskamer het strijdtoneel is, werd uw inktslaaf ditmaal binnengeleid in een ruime zaal. Kwamen de clubleden met aanhang, hele gezinnen met fijn dreinend kroost? Een heus podium met een tafel, microfoons, een kan met water, sierlijke glazen en een buitenmaat bos bloemen. Handig om achter te schuilen, ook als slechts een enkele stoel bezet zou worden.

‘U treft het,’ zei een kalende heer, die zich voorstelde als boekhandelaar in ruste.‘Eens in de zoveel tijd komen er vier leesclubs samen. Ik ben van allemaal lid.’ Hij deelde een joviale klap uit. Een ridderslag of een waarschuwing? ‘Ik heb het boek bij alle vier de clubs ingebracht, dat scheelde me zogezegd weer leestijd.’ Waar hij de vrije uren aan besteedt, vertelde hij niet. Boekheffen wellicht, en dan wel specifiek de Statenbijbel. In tegenstelling tot uw inktslaaf had de pensionado geen kantoorspieren. Zijn handafdruk gloeide na op de schouder ‘Als iedereen komt,’ vervolgde hij, ‘dan zullen er nog stoelen bij moeten. Mag ik u verzoeken om plaats te nemen?’

Toen de zaal volliep maakte een mengeling van vreugde en onrust zich van uw schrijvertje meester. Hij concentreerde zich op een geknakte stengel in de vaas. Zestig mensen, honderdtwintig euro royalty’s, lekker signeren, een paar goede gesprekken. Maar de dames en heren op de eerste rijen zaten ostentatief met de armen over elkaar en keken zelfverzekerd naar het podium, uitdagend eerder. We bevonden ons in de grensstreek, daar waar de roman zich grotendeels afspeelt. Een leger deskundigen, klaar om de strijd aan te binden met een betweter.

De pensionado hield een inleiding. Over zijn verleden als boekhandelaar, zijn kijk op de literatuur, de toekomst van het vak en zijn rol bij de leesclubs. Het boek van de avond kwam ook nog zijdelings aan bod. Met een ‘maar daarover kunnen we beter de auteur zelf aan de tand voelen’ besloot hij zijn discours. De kan water had het lijdend voorwerp in de pakweg vijfenveertig minuten die de gespreksleider aan het woord was leeg gedronken. Ondertussen had hij in zijn hoofd een paar anekdotes geordend, om de tegenstanders te ontwapenen.

Maar het publiek had besloten om (Zeeuws) nuchter te blijven. Tot het beroemde, of eerder beruchte vragenuurtje. Toen kwam men stuk voor stuk los. Vragen werden er niet of nauwelijks gesteld. Uw inktslaaf als instant jurylid van elkaar overbiedende verhalenvertellers. De pensionado moedigde hem na elke spreker aan. ‘Ooit zoiets moois gehoord?’ ‘Tsjonge, jonge.’ ‘Prachtig toch?’ ‘Je zou er een boek over kunnen schrijven.’

Van het signeren kwam niet veel terecht. Er hadden een paar bibliotheekboeken gecirculeerd. Rond de vijftig leden bleken over fotokopieën te beschikken. ‘We moesten entree betalen, vandaar.’ De auteurswet van 1912 zoemde even door des meesters hoofd, maar hij stelde zich tevreden met de fles wijn en de witte envelop. Drie mensen hadden Treurwegen toch nog gekocht. De pensionado keek beteuterd toen zijn exemplaar van een zwierige opdracht was voorzien. ‘Nu kan ik het boek natuurlijk niet naar mijn opvolger terugbrengen.’

Guus Bauer

PS

Tijdens het vragenuurtje begon een der clubleden, een oudere dame in een wel heel erg wollige jurk, met een trits onderkinnen en evenzoveel kralenkettingen, zelfgemaakt zo te zien, scheelt weer geld immers, haar betoog met ‘wij schrijvers’, aldus een door niemand te overtreffen band scheppend met het nog immer lijdend voorwerp op het podium.

Na afloop van haar waarschijnlijk alleen voor zichzelf verhelderende praatje, zeeg zij, nog net niet om zich heen wuivend, neer op de klapstoel als ware het een troon. Voor uw schrijvertje kneep ze de ogen even kort samen. Bemoedigend. Gedeelde smart is halve smart, zullen we maar zeggen.

Bij het in de jas hijsen bleek dat haar (zelfhulp)boek reeds toe was aan de 100ste druk. Een prestatie waar zelfs de veelvuldig vertaalde initiaalgenoot niet aan kan tippen.

(Nader onderzoek: bij een internetuitgever verschenen, geprint in een oplage van … u raadt het al, honderd keer één.)