Column: L.H. Wiener – Jong geleerd
Jong geleerd
Mijn misantropie nam een aanvang in mijn vierde levensjaar, op een zomermiddag in de achtertuin van het pand Haarlemmerstraat 24 te Zandvoort, toen oom Joop mij plotseling vastgreep en me aan mijn hoofd optilde, een handeling waaraan hij zelf veel plezier beleefde, afgaande op zijn triomfantelijke vreugdekreten, al kon ik die niet verstaan, want mijn aandacht was op dat moment volledig gericht op het krakende geluid dat ik ieder moment dacht te gaan horen, waarna het licht in mijn hoofd zou doven en mijn leven over was. Ik gilde het niet uit van angst en verontwaardiging, hoewel een kind van drie juist om die emoties te kunnen uiten van nature toch al goed bij stem kan zijn. Ik hield mijn ogen gesloten en spande de spieren van mijn nek maximaal. Zo hing ik daar boven de vaste grond in totale machteloosheid, als een prooi, als een jonge fuut in de snavel van een reiger. En het was op dat moment dat ik doorstroomd raakte van een gevoel dat later haat zou gaan heten.
L.H. Wiener