Veertiende hoofdstuk,

dat het afschrift bevat van een van de vele brieven die de student Hieronimus aan zijn ouders stuurde.

001

  1. Zeer geliefde ouders, Ik moet u melden

    Dat ik momenteel geheel zonder geld ben,

    Vandaar dit beroep op uw vriendelijkheid,

    Stuurt u mij gauw een kleinigheid.

  2. En wel zo’n 20 à 30 dukaten,

    Want ik verkeer in alle staten,

    Weet niet hoe ik anders leven moet,

    Dus stuur me dat geld, ja wees zo goed!

  3. Want alles is hier verschrikkelijk duur,

    Tafel, licht, wasgoed, kolen en huur,

    En wat er verder bij komt nog,

    Oh, stuur me die dukaten toch!

  4. U zult zich nauwelijks voor kunnen stellen

    Wat ik voor mijn studie neer moet tellen

    Collegegeld, boeken en zo wat,

    Ach, als ik die 30 dukaten maar had!

  5. Ik studeer hier alle dagen en nachten.

    Laat me dus alsjeblieft niet lang wachten

    Mijn beurs is helemaal plat, kom vlug

    Met die 30 dukaten over de brug!

  6. Ondergoed, kousen, naaister, kapper,

    Kleren, kleermaker, schoenen, schoenlapper,

    Pennen, potlood, inkt, papier,

    Had ik nou die dukaten maar hier!

  7. Dat geld (waar ik echt om zit te springen)

    Besteed ik slechts aan de hoognodige dingen.

    Ja, lieve ouders, zoals u ziet:

    Het is hier geen vetpot, al klaag ik niet.

  8. Als andere studenten zuipen en brallen,

    Houd ik me ver van hun woeste gelal en

    Ben zo wijs en trek me stug

    In mijn studeerkamer terug.

  9. Behalve als ik hoognodig moet eten,

    Bespaar ik op alles naar beste weten.

    Ik drink hooguit een kop thee voor de dorst,

    Want het doet me zeer als er geld wordt vermorst.

  10. Veel anderen willen mij wel eens plagen

    Omdat ik mij ver houd van drinkgelagen.

    Dan zeggen ze: “Wat een kniepert! Die vent

    Lijkt meer op een dominee dan een student!”

  11. Er zijn er zelfs bij die mij regelrecht haten,

    Maar ik accepteer al hun spot gelaten

    Of als men mij braaf noemt of verzuurd,

    Als u me die 30 dukaten maar stuurt!

  12. Ik heb veel colleges bij te wonen,

    Tien uur per dag is hier het gewone!

    En ben ik met die colleges klaar,

    Ga ik naar huis en studeer ik daar.

  13. Mijn professors prijzen mijn vorderingen

    En willen me zelfs haast tot matiging dwingen

    Gezien de grote hardnekkigheid

    Waarmee ik mezelf aan mijn studie wijd.

  14. Ik zeg het niet om op te scheppen

    (Want liever zou ik er niet van reppen),

    Maar ik verzeker u hierbij

    Dat er niemand vlijtiger is als mij.1

  15. Soms staat mijn hersenpan op springen

    Van honderdduizend geleerde dingen,

    Dan gaat het me duizelen in mijn kop

    (À propos! Die dukaten, daar reken ik op!)

  16. Ja, lieve ouders, ik kom door die boeken,

    Er nauwelijks toe mijn bed op te zoeken,

    Want tot nu toe heb ik elke nacht

    Met zuiver denkwerk doorgebracht.

  17. Ik hoop snel de kansel te kunnen bestijgen

    Om in het preken ervaring te krijgen,

    Ook meng ik me dapper in ieder dispuut

    Dat plaatsvindt op ons geleerd Instituut.

  18. Vergeet vooral niet die dukaten te sturen,

    En laat het in godsnaam niet al te lang duren,

    Jullie krijgen in ruil daarvoor in mijn persoon

    Straks een geleerde, verstandige zoon.

  19. Ook wil (en ben) ik zonder problemen

    Aan een privatissimum deel gaan nemen,

    Wat 20 rijksdaalders kosten moet,

    Ook die zie ik dankend tegemoet.

  20. Dan laat ik u weten (en moet het betreuren)

    Dat ik, lieve ouders, een jas draag vol scheuren,

    Dus stuurt u me liever 12 talers meer,

    Opdat ik een nieuwe organiseer.

  21. Ook zijn mijn laarzen totaal versleten,

    Van mijn kamerjas zitten de motten te vreten,

    Mijn hoed en pantoffels zijn kapot,

    En menig kledingstuk is maar een vod.

  22. Omdat ik dat alles niet kan ontberen,

    Moet u vier Louis d’or voor me reserveren,

    Ik kan op die manier misschien

    In mijn eerste levensbehoefte voorzien.

  23. Weet dat ik laatst doodziek geweest ben

    En nu maar ternauwernood genezen!

    Maar ik bezweer u met hand en mond,

    Dat ik nu alweer ben behoorlijk gezond.

  24. Mijn dokter verdient daarom alle hulde

    En vraagt voor zijn visite 18 gulden,

    Voor de apotheker en de artsenij

    Komt daar nog 23 gulden bij.

  25. Daarbij zou het fijn zijn als ik wat vlot was

    In het betalen van beiderlei nota’s,

    Dus stuur me die 41 piek*),

    Maar wees gerust: ik ben niet meer ziek.

  26. Ook heeft mij tijdens die ziekteperiode

    Een thuisverzorgster hulp geboden,

    Dus doe er voor haar nog acht gulden bij,

    Maar adresseert u die brief aan mij!

  27. Voor citroenen, gelei en confituren,

    Als nodig voor minder robuuste naturen

    Rest mij nog een schuld bij de winkelier,

    Ten bedrage van een taler of vier.

  28. Zorgt u nu dat ik zonder dralen

    Voornoemde nota’s ruim kan betalen,

    Want ik houd van orde en hecht eraan

    Zonder schulden door het leven te gaan

  29. Mag ik het aan u overlaten

    Dat alles (plus nog die 30 dukaten)

    Mij toe te sturen met prioriteit?

    Oh, maar ik vergat nog een kleinigheid:

  30. Ik ben namelijk vijftien dagen geleden

    Van de trap gevallen en uitgegleden,

    Op weg naar het collegegebouw,

    En mijn hele arm zag bont en blauw.

  31. De chirurg zou zeker blij zijn als hem

    Werd uitbetaald voor zalf, pleister, balsem,

    Spiritus en verdere smeerselij,

    Dus telt u er nog 12 talers bij.

  32. Maar maak u vooral geen zorgen in dezen,

    Ik ben, godzijdank, weer volledig genezen,

    Wanneer ik nu op college kom,

    Staat mijn arm niet langer meer krom.

  33. Iets waar ik ook onder heb te lijden

    Is een zwakke maag; de artsen zeiden

    Dat die het gevolg is van mijn vlijt

    En van het zitten zo lange tijd.

  34. Ze raadden me aan om iedere morgen

    Mezelf wat bourgognewijn te bezorgen,

    Vermengd met citroen, specerij en kaneel,

    Wat helpt tegen buikpijn eventueel.

  35. Dus doe er voor wijn en specerijen

    Ook nog maar een tienguldenstuk bij, en

    Lieve ouders, ik zweer u dat ik dit vraag

    Alleen met het oog op mijn zwakke maag.

  36. Ten slotte heb ik ook nog wat schulden,

    Ter hoogte van 30 à 40 gulden,

    Het is niet meer dan een bagatel,

    Edoch, lieve ouders, stuur ze me wél!

  37. Trouwens, u zou mij tot dank verplichten

    En mijn lasten in hoge mate verlichten

    D.m.v. een Louis d’or of tien

    Onder het kopje ‘onvoorzien’.

  38. Als u beiden ook zelf gezond denkt te blijven

    En mij dat per omgaande zou willen schrijven,

    Is het me overigens wel zo lief,

    En doe dan meteen ook dat geld bij die brief.

  39. Ter afsluiting bijgaand veel lieve kussen,

    Ook groet ik van harte mijn broertjes en zussen,

    En blijf, dit gezegd hebbende aldus,

    Uw liefhebbende zoon, Hieronimus.

  40. Als P.S. bij het sluiten van deze brief de

    Verzekering van mijn warme liefde

    En tevens, in haast, het verzoek hierbij

    Snel het geld te sturen naar mij.

  41. Want 14 Franse kronen die ik bewaard had

    En speciaal voor noodgevallen gespaard had,

    Zijn me onlangs door een anonymus

    Gestolen, tot mijn ergernus.

  42. Ik weet dat u de zonder mijn toedoen

    Ontstane schade graag wilt vergoeden,

    Want u, als uiterst verstandig man,

    Begrijpt wel dat ik dat niet opbrengen kan.

  43. Ik zal er naar beste vermogen voor zorgen

    Dat die anonymus heden of morgen

    Zal komen te bungelen aan de strik

    Tot uw satisfactie en tot eigen schrik.’


Noot

1 dan ik. [A.P]