Recensie: Jean Echenoz – Flitsen
Een ware duivelskunstenaar
De winnaar van de Prix Goncourt Jean Echenoz (1947) schreef eerder al romans over de componist Maurice Ravel en over het Tsjechische hardloopwonder Emil Zátopek. In Flitsen beschrijft hij het leven van een van de grootste uitvinders aller tijden, zo niet de grootste: Nikola Tesla. Bij de meesten welbekend door de perfectionering van onder meer de wisselstroomgenerator.
Tesla wordt hier opgevoerd als het personage Gregor. Het blijft natuurlijk een roman, de schrijver die mogelijkheden schept, die een leven invult rond de feiten van een historisch figuur. Gregor wordt geboren in het keizerlijke Oostenrijk, in het deel dat nu Kroatië heet, ergens rond middernacht, hetzij op de negende juli, hetzij op de tiende juli van 1856. Die onzekerheid kwelt hem een leven lang. Hij is een ‘teller’, iemand die constant zijn omgeving in getallen uitdrukt. Het cijfer drie heeft daarbij een bijzondere aantrekkingskracht voor hem.
Daarnaast wordt hij gekweld door een dodelijke angst voor microben. Die smetvrees belet hem ook om lichamelijk contact te hebben met medemensen. Hij is knap, bijna twee meter lang, slank en, om het voorzichtig uit te drukken, zeer zelfverzekerd. Toch zal hij altijd alleen blijven, alhoewel de vrouwen zich massaal aan zijn voeten werpen. Ter compensatie heeft hij een fotografisch geheugen en een op zeer hoge snelheid werkend brein, waar de ideeën letterlijk doorheen flitsen, bijna zonder de tijd te nemen om ze helemaal uit te werken en deugdelijke patenten aan te vragen. De creatieve geest die niet echt maalt om de zakelijke kanten.
Na zijn studies natuurkunde, techniek en filosofie aan de universiteiten van Graz en Praag emigreert hij in 1884 naar Amerika en krijgt daar een baantje als assistent bij het bedrijf van die andere grote uitvinder, Thomas Alva Edison, degene die uiteindelijk veertienhonderd octrooien op zijn naam heeft staan.
Een assistent, dat is in Edisons ogen eerder een manusje-van-alles, een werkezel dan een vertrouwensman, en Gregors rol zal vooral bestaan in het opvolgen van de meest uiteenlopende bevelen. Huiselijke of zelfs huishoudelijke taken, niet direct met recht van spreken maar wel continu standby om de problemen te verhelpen die zich steeds vaker voordoen in de door General Electric geleverde installaties.
Echenoz schetst hier een beeld van Edison als een bijzonder vervelende, achterbakse zakenman, iemand die ideeën van anderen inpikt, ze daar waar nodig perfectioneert en ze voor eigen gewin exploiteert. Wanneer Gregor kritiek heeft op de gelijkstroominstallaties van Edison en voorstelt over te gaan op wisselstroom, wordt hij de laan uitgestuurd. Hij begint zijn eigen bedrijf, maar nadat een van zijn uitvindingen, de booglamp, geld in het laatje brengt, ontslaan zijn investeerders hem. Het lied van zijn leven, keer op keer wordt hem een rotstreek geleverd.
Na vier jaar in de bouw te hebben gewerkt, komt hij via via in contact met de directeur van Westinghouse. Deze concurrent van Edison vaart wel bij de nieuwe medewerker. De wisselstroom lijkt het definitief te gaan winnen van de gelijkstroom.
Echenoz beschrijft op hilarische wijze de pogingen van Edison om de concurrent in een kwaad daglicht te stellen. Huisdieren verdwijnen om in het openbaar te worden geëlektrocuteerd. Als afschrikwekkende voorbeelden volgen koeien en zelfs een ter dood veroordeelde olifant.
Als dat allemaal niet helpt, Gregor is een goede redenaar, welbespraakt, op het toneel een ware duivelskunstenaar met stroom en licht, een magiër haast, gaat de wanhopige Edison over tot het ultieme publicitaire tegenargument. De misdadiger William Kemmler wordt onder stroom gezet.
De eerste executiepoging mislukt: na een stroomstoot van duizend volt, zeventien seconden lang toegediend, is Kemmler nog steeds in leven. Uiteraard wil men de operatie zo snel mogelijk hervatten, maar het duurt geruime tijd voordat de generator weer is opgeladen. Het gezelschap moet dus een flinke poos wachten, een vervelende onderbreking waarin iedereen de gruwelijk verbrande Kemmler hoort brullen en kermen, hetgeen de feestvreugde in het zaaltje aanzienlijk verhoogt.
Daarna voert men de sterkte op tot tweeduizend volt. Resultaat: een geur van verkoold vlees, lange vonken, dikke rookwolken en bloed dat overvloedig stroomt, terwijl de ogen van Kemmler uit zijn kassen vallen. Er gaat een applaus op bij de aanhangers van Edison. Tsja, de fraaiste uitvindingen hebben vaak bijzonder geschiedenissen. Al is de achterliggende gedachte voor het uitvinden van de elektrische stoel door Edison niet helemaal meer te bewijzen.
Gregor – we denken stiekem even aan Gregor Samsa in Kafka’s Gedaanteverwisseling – verdient een aardig salaris. Hij woont in het beroemde Waldorf Astoria in New York, betaalt daar met zijn reputatie en begint alle trekken van een dandy te vertonen. Zijn ideeën worden steeds buitensporiger. Zo wil hij de hele wereld van een kostenloze energiebron voorzien. Iets wat hem natuurlijk niet in dank wordt afgenomen door de miljonairs belust op nog meer geld. Gregor is hét voorbeeld van de zogenaamde ‘mad professor’ met maar een overkoepelend doel voor ogen. Maar is het wel een idee-fixe?
Altijd hetzelfde probleem bij hem, je weet nooit precies of het allemaal mogelijk is of louter dromerij, dan wel pure bluf.
Vijftien jaar nadat Gregor het contract met Westinghouse had afgesloten, wordt hij bij de directeur ontboden. Indertijd was hem een luttel bedragje van tweeënhalve dollar per verkochte paardenkracht beloofd. De totale rechten bedragen op dat moment meer dan twaalf miljoen dollar. Iets dat door de banken niet op te brengen is.
U hebt me gesteund, u hebt me geholpen, u hebt me zelfs uw vriendschap geschonken. Het enige wat ik nu van u vraag is de wereld te laten profiteren van mijn wisselstroom. En verder zwijgen we erover.
Gregor verscheurt het contract. Westinghouse is nu nog steeds een van de grootste en rijkste elektriciteitsmaatschappijen ter wereld. Gregor roept de smerige streken soms wel op zichzelf af. Genieën hebben nu eenmaal de neiging sociaal onbekwaam te zijn. Gregor is opmerkelijk goedgelovig. Iemand die snel over tegenslagen heenstapt. Daar heeft hij eenvoudigweg geen tijd voor.
Echenoz is erin geslaagd om van het onuitstaanbare genie met megalomane trekken een mens te maken waar je zowaar sympathie voor kunt opbrengen, of toch zeker mededogen. Tegen het eind van zijn leven slijt hij zijn dagen in een achteraf hotelletje en verpleegt stiekem alleen nog zieke duiven. Er is veel jaloezie onder zijn ‘collega-wetenschappers’ en maar wat graag, de hoge boom die veel wind vangt, schilderen ze hem af als een fantast, een gestoorde. Het lot van iemand die zijn tijd ver vooruit is. Het is onvoorstelbaar goedmoedig dat hij zonder verbittering of wrok omkijkt nu zijn leven nog slechts ‘een lange wachtkamer is geworden, niet eens met verkreukelde tijdschriften op een laag tafeltje en steelse blikken die je wisselt met andere wachtenden’.
Gregor is onsympathiek, zo onaangenaam dat hij voor ons gevoel misschien wel zijn verdiende loon krijgt, maar toch. Hij heeft geen rooie cent en dreigt in de gevangenis te komen juist op het moment dat Edison, Westinghouse, Marconi en de anderen met zijn ideeën, die ze voor een prikje op de kop hebben getikt of zelfs regelrecht hebben gestolen, grote zakelijke successen boeken en bergen geld verdienen.
Nog dagelijks hebben wij profijt van Gregors flitsen. Echenoz maakt maar weer eens duidelijk dat niet iedereen naar werken wordt beloond.
Guus Bauer
Jean Echenoz – Flitsen. Vertaald door Martin de Haan en Jan Pieter van der Sterre. World Editions, Breda.