Feuilleton: De Jobsiade – Negenentwintigste hoofdstuk
Negenentwintigste hoofdstuk
Hoe de klagende boeren van Ohnewitz van hun schutspatroon een genadige resolutie kregen, en hoe ze tot kalmte werden gemaand en hoe ze met de cel bedreigd werden. Alles in strikt ambtelijke stijl.
- Vervolgens werd nu door twee deputaten
Dit beklag overhandigd aan Zijne Gnaden,
Waarop de Hooggedachte terstond
Hun volgende resolutie toezond:
- ‘Wij hebben afkeurend ter kennis genomen,
Op grond van wat u ons toe deed komen,
Dat naar veler mening door zijn gedrag
Uw schoolmeester reden gaf tot beklag,
- En hoewel wij de onrust ten zeerste betreuren
Die blijkt te zijn voortgevloeid uit dit gebeuren,
Hebben wij niettemin lang en breed
Aandacht aan al uw punten besteed,
- Maar zien in de door u genoemde zaken
Geen grond de betreffende leerkracht te wraken,
Omdat het gesignaleerde kwaad
De facto maar nauwelijks bestaat.
- Wel kan en zal niet worden bestreden
Dat de heer Jobs op school jongstleden
Een ABC-boek heeft geïntroduceerd
En dit aan Onszelvers gededicaceerd.
- Ook vindt men aantoonbaar in zijn editie
Her en der een omissie, c.q. een additie,
Waarbij ons echter geheel ontgaat
Dat iemand daardoor wordt geschaad.
- Want hoewel de haan inderdaad zijn sporen
Door een foutje van de graveur heeft verloren,
Kan dit zonder het minste geweld
In de volgende druk worden hersteld.
- Geen recensent zal zich heden ten dage
Over dit soort kleine gebreken beklagen,
Die broeders lezen in ’t algemeen
Braaf over dit soort dingen heen.
- Ook wat betreft de toegevoegde letters
Is dit ABC in geen enkel opzicht ketters,
Want consonant plus consonant
Staat al lang te boek als variant.
- En al is een haan met een ei eigenaardig
En wellicht als afbeelding ongeloofwaardig,
Toch zien wij geen reden waarom een haan
Niet naast een ei zou mogen staan.
- Het is dwaasheid vanwege een ei te zeggen
Dat wie ernaast staat het heeft moeten leggen;
Dat ei zegt zo weinig, inderdaad,
Als bij mensen een titel of predikaat.
- Anderzijds bestaat er een stellig vermoeden
Dat ook een haan best een ei uit kan broeden,
In casu is met goed fatsoen
Die haan in feite een kapoen.
- Wat jelui, pro secundo, bekritiseren:
Dat om de ezel te complementeren
Meester Jobs te ver is gegaan,
Is, naar Wij menen, welgedaan.
- Want op die manier brengt hij naar buiten
Dat jullie boeren, benevens je spruiten,
Hoe jong of oud of groot of klein,
Waarachtig complete ezels zijn.
- Dat, pro tertio, door een draai om hun oren
Enkele jongetjes hun gehoor verloren,
Lijkt ons inderdaad niet goed
Dat een schoolmeester dat doet.
- Ook wat u, pro quarto, verontwaardigt,
Dunkt ons in zoverre gerechtvaardigd
Dat men als dienaar van het gezag
Niet met twee maten meten mag:
- Rechter en schoolman dienen beiden
De schijn van partijdigheid te vermijden,
Want of iemand nu arm is of rijk,
Dient toch de straf te zijn gelijk.
- Echter door alle kinderen te fouilleren
En, pro quinto, hun snoep te confisqueren,
Toont meester Jobs door zijn gedrag
Dat een kind op school niet snoepen mag.
- Want aangezien gevoelige kindermagen
Niet te veel appels en noten verdragen,
Is zijn doelstelling niet verkeerd,
Noch dat hij zelf hun snoep verteert.
- Wat, pro sexto, betreft uw inculpaties
Aangaande mijnheer Jobs’ intieme relaties
Alsook zijn kaartspel en kroegbezoek
Daar schijnt weliswaar het einde zoek,
- Maar wensen wij dringend dat allerwegen
Over zulke dingen stil wordt gezwegen;
En wie zich niettemin verkletst
Worde gestraft met 2 dagen arrest.
- Overigens staat u voor al uw klachten
Nog een nader onderzoek te wachten
Zodra wij gelukkig en ongedeerd
Van onze reis zijn teruggekeerd.
- Ondertussen bevelen wij daarom u, boeren,
Op halsstraffe zich niet opnieuw te roeren.
Aldus uitgevaardigd en beslist,
Resolutie voor de
Boeren,
te Ohnewitzt.’