Fenomenen

Nog niet eens zo heel erg lang geleden was het publiceren bij de oude uitgeefhuizen een keurmerk op zich. Kwaliteit was de eerste vereiste. Daar is in pakweg vijf jaar tijd danig verandering in gekomen. Ene Vic zag zijn levenswerk zo goed als verkwanseld. Goede of op z’n minst bijzonder grappige boeken moesten plaats maken voor gemakkelijk in de markt te zetten werkjes, ideeënboeken. Dwaallicht, och, waar zijn die tijden? Folders waar je een lamp, nee, een schijnwerper, nee, een vuurtoren bij nodig hebt om er een zweempje literatuur in te ontdekken.

‘We zijn voorzichtiger geworden met Engelstalig werk,’ zei een medewerkster van een ander groot fonds. ‘De voorschotten zijn in het huidige klimaat over het algemeen te groot. Vandaar dat we nu onze blik bijvoorbeeld meer op Frankrijk richten.’ Krampachtig op zoek naar bestsellers en daarbij klakkeloos elders goedverkopend werk op de markt brengen, zonder je al te druk te maken over de inhoud en de vraag of het hier wel een kans heeft. Resulterend in hemeltergend werk als het elders op deze site besproken fakirboek dat net als de roman van Joël Dicker – overigens een gedegen, goed geconstrueerde thriller – schaamteloos wordt aangeprezen als ‘literaire sensatie uit Frankrijk’. Als fenomeen is het interessant.

De spijkerbedauteur – ‘Pastiche, what do you mean?’(uit te spreken met het accent van inspecteur Clouseau) – heeft eigenlijk geen idee waar hij mee bezig is. Hij tikt in vier weken een boek op zijn mobiel, herschrijft niet of nauwelijks en kijkt nu al uit naar een nieuwe ‘uitdaging’. ‘I change my profession every two years.’ Doe dat. En toch wens ik, niet de beroerdste, hem ook hier een enorm groot publiek toe, al was het alleen maar vanwege het feit dat de opbrengst ten goede kan komen aan al dat moois dat gelukkig ook nog verschijnt bij de verschillende imprints van datzelfde fonds. Een verhalenbundel van grootmeester Philippe Claudel bijvoorbeeld. Monsieur Pasöpputprykt: ‘I do not like writers that need philosophy.’ Aha.

De jonge Nederlandse schrijvers hebben ondertussen terecht een paar beuken gekregen van Badboy Benali. Al moeten er wel een paar uitzonderingen worden gemaakt. Er zijn puppies bij die – in de hoop op, ja, waarop eigenlijk? – eveneens schaamteloos worden gehyperdepiept. Ze tikken schijnbaar zonder moeite de ene na de andere grootse roman die zich vaak ‘all over the world’ (naar believen uit te spreken) afspelen. De globalisering ten top.

Waar is het kleine verhaal gebleven, dat, vind je ook niet beste initiaalgenoot, toch bijna altijd sterker is? Mag ik ondertussen Grensland van Raymond Williams onder de aandacht brengen. Een roman over een streek in Wales, over de gevolgen van de progressie, over het verdwijnen van een wereld, die vertaald is door ene G. Bakker.

Buitenlandse jonge schrijvers kunnen er ook wat van. Een midden in de zomer te verschijnen debuut schijnt ‘een avontuurlijke queeste, een ontroerend liefdesverhaal en een historische tour de force ineen’ te zijn. De verhaallijnen buitelen over elkaar heen. Plaatsen van handeling: San Francisco, Londen, de Mount Everest, de slagvelden, ja, de slagvelden van de Somme en de Oostfjorden in IJsland. Duizelingwekkend inderdaad. Maar ik moet wat zeggen, mijn jongeheer Treurwegen heb ik ook van hot naar her gestuurd.

Guus Bauer