Recensie: Jaap Robben – Birk
Ondersteboven vissen
Jaap Robben (1984) is nu eens een jonge schrijver die voor zijn romandebuut Birk niet gekozen heeft voor een ‘indringend tijdsbeeld’ inclusief alle moderne toeters en bellen, een soort social media literatureluur, maar voor het kleine verhaal verteld op een sobere, indringende manier. Verfrissend, ja, groots, mag je wel zeggen. Hij is dan ook geen nieuweling in het vak. Met een jeugdboek stond hij al eens op de shortlist van de Gouden Uil, de Vlaamse literatuurprijs die de naam heeft tegendraads te zijn.
Robben is theatermaker en (stads)dichter. Af en toe komt in Birk een poëtisch beeld naar voren. Goed gedoseerd, passend bij de originele belevingswereld van de verteller, Mikael Hammerman, een fantasievolle en gevoelige jongen van negen die met zijn ouders Birk en Dora op een afgelegen eiland woont dat ergens tussen Schotland en Noorwegen ligt. Je zou daarbij aan Out Skerries ten oosten van de Shetland Eilanden kunnen denken of een van de Faeröer met als hoofdstad Tórshavn.
Maar waar de plaats van handeling precies ligt en of dit eiland al dan niet bestaat, doet volstrekt niet ter zake. Een eiland is de ideale plek voor een schrijver om de omstandigheden maximaal te controleren en zo het gedrag een-op-een van mensen te kunnen bestuderen. Het eiland staat symbool voor het nieuwe begin, de mogelijkheid tot het vormen van een paradijs, een kans die de mens bijna zonder uitzondering altijd weer weet te verprutsen.
Naar believen kan op de boot die eens in de twee weken de bestellingen brengt, een nieuw personage aanmeren. Of het kan alleen de fijn nurkse schipper zijn wiens naam eigenlijk niet bekend is en die dus maar naar zijn boot Brigitta wordt genoemd. De tijd staat in Birk soms aangenaam stil. Het geeft het verhaal de kans om door de lezer uitgebroed te worden.
Mikael staat in zijn zwembroek in de deuropening.
Mama was de keuken binnengekomen, maar had me nog niet aangekeken. ‘Daar ben je,’ zei ze alleen en tilde het deksel van de pan. Met een pollepel schepte ze eerst mijn soepkom vol, daarna de hare. […] ‘Laat maar niet te veel voor papa over, had hij maar hier op tijd moeten zijn.’ […] ‘Die vader van jou warmt zijn soep zijn soep zelf maar op.’ Wanneer ze hem ‘die vader van jou’ noemde, vond ze dat hij iets had goed te maken.
Ga terug naar uw jeugd en herken (alsnog) de relationele kleine strubbelingen die met taal werden uitgevochten. Mikael is lucide, maar, zoals zo vaak in de leeftijd van negen tot pakweg zestien, de tijdspanne waarin deze roman zich afspeelt, ook schouderophalend terughoudend op het luie af. Mooi aanschouwelijk laat Robben de schuchterheid van de jongen zien. Waarom is hij nog meer dan anders teruggetrokken in zichzelf. Wat is er gebeurd bij de gevaarlijke rotsen, daar waar hij altijd nadrukkelijk voor gewaarschuwd is? Mooi: ‘Het was de rots waar ik nooit-nooit-nooit, kijk me eens aan, nooit vanaf mocht springen.’ Denkt hij door te zwijgen de situatie weer terug te kunnen draaien? De levensgevaarlijke klif van de ontkenning.
Vader Birk komt niet terug, althans niet in levende dan wel dode lijve. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij zijn zoon uit de gevaarlijke stromingen gered en is daarbij zelf verdronken. Naast het ouderlijk huis van Mikael telt het eiland nog twee huizen, als je een afgebrande vakantiewoning niet meetelt. Buurman Karl is een nuchtere schipper die af en toe naar het vasteland vaart om ‘Vrouwenstad’ te bezoeken. Wanneer Birk in zee verdwijnt ziet Karl ook zijn kans schoon bij Dora.
Achter de heuvel ligt het door de meeuwen in bezit genomen huis van de overleden Augusta, die soms in de levendige fantasie van Mikael nog opduikt en op die manier symbool staat voor zijn angsten. Veel buitenwereld heeft hij niet. Karl heeft hem dan wel aangeboden om mee te varen naar het vasteland, maar zijn moeder klampt zich aan hem vast. Het bekende surrogaatmodel. Ze kapt elke poging af die Mikael doet om contact te leggen, met mens en uiteindelijk ook met dier. Wanneer Brigitta zijn zoon meeneemt en Mikael met zijn leeftijdsgenoot een praatje maakt, krijgt hij als beloning van zijn moeder een paar dagen lang de koude schouder.
Papa zou ze nooit meer ‘papa’ noemen, alleen nog ‘Birk’. Haar Birk, om me te laten voelen dat de schuld van mij was en het verdriet van haar. Dichter bij elkaar dan de overkant van de tafel kwamen we niet. Papa viel nooit meer uit de kraan.
Mikael leert op zijn beurt hoe hij kan verdwijnen in het gezelschap van zijn moeder in volgens Birk het goedkoopste huis van de wereld. Net als Augusta duikt Birk regelmatig op in de roman. Het enige goede wat Birk van zijn ouders meekreeg was genoeg geld om een leven lang arm te kunnen zijn.
‘Als we zuinig aan doen, is er misschien zelfs wel genoeg over voor jou. Hoef je ook je leven lang niks te doen wat je niet wilt.’ Daarom hadden zij het goedkoopste huis ter wereld gekocht en leefden we het goedkoopste leven.
Mikael vlucht in fantasieën. Zijn vader komt als een soort klein duimpje ineens uit de kraan wanneer de jongen in bad ligt. Een andere keer ziet hij hem op de werkbank in de schuur en daarna in zijn moeders bed.
‘Papa was terug vannacht,’ zei ik zo zacht dat alleen ikzelf het horen kon.
Je zou kunnen zeggen dat deze fantasiewereld een uitvloeisel is van de jeugdboekcarrière van Robben, maar het stoort beslist niet. Zijn haarscherpe analyses van het brein van een gevoelig kind ontroeren eerder.
Moeder Dora eist steeds meer aandacht op. Wanneer Mikael vijftien wordt, gaat zij in zijn zolderkamer slapen en krijgt hij de ouderlijke slaapkamer inclusief echtelijk bed. Daar heeft hij vaak met zijn vader gelegen om naar de barsten in het plafond te kijken. ‘Ondersteboven vissen’ noemden ze dat. Effectief taalgebruik, sterke details zonder uit te weiden, fijne beelden. Karl vindt in zijn netten een paling.
‘Verdomde lijkenvreters.’ Met zijn duim duwt hij de bek open. ‘Kijk.’ Karl maakt een rochelend geluid als van een monster en hij houdt de paling vlak voor mijn gezicht. ‘Die vreet zich overal naar binnen. Veel mensen moeten hem daarom niet, maar ik vreet alles.’
Als beloning voor zijn hulp vraagt Mikael aan Karl een vis, hij heeft namelijk in de slaapkamer van Augusta’s huis een meeuw met haar jong opgesloten. Hij haat aanvankelijk die beesten, maar wil zich de kleine uiteindelijk toe-eigenen. Om iets van zichzelf te hebben. Karl geeft hem de paling voor zijn moeder mee. ‘Mama moet geen palingen.’ Een alleszeggend antwoord.
Hoe het met het meeuwtje afloopt en hoe de verhouding tussen moeder en zoon zich ontwikkelt, moet u zelf maar lezen. Birk past in de traditie van de beste ‘Hollandse’ romans zoals De buitenstaander, Sneeuweieren en Boven is het stil.
Guus Bauer
Jaap Robben – Birk. De Geus, Breda. 256 blz. € 19,95.
Het is mooi geschreven met prachtige treffende beschrijvingen, maar blijft halverwege toch niet boeien: er gebeurt domweg te weinig.