Recensie: Steinunn Sigurdardóttir – De goede minnaar
Als het om zonen gaat, hebben moeders zich niet onder controle
Zoals bijna alle IJslandse schrijvers begon Steinunn Sigurdardóttir (1950) haar schrijfloopbaan in 1969 als dichter en publiceerde in de loop der jaren naast haar elf romans, haar werk voor toneel, tv en radio, zeven poëziebundels. Waar elders in de wereld de poëten een marginaal bestaan leiden, staan ze op het eiland met de paar honderdduizend inwoners in zeer hoog aanzien. Sterker nog, veel uitstekende prozaïsten zouden aldaar in hun hart liever unieke gedichten schrijven. Deze poëtische inslag is – gevoed door het ruige landschap en het isolement van taal en cultuur – in bijna elke prozawerk afkomstig van IJsland in meer of mindere mate wel terug te vinden. Zo ook in de roman De goede minnaar van Sigurdardóttir. Haar werk verschilt daarnaast sterk in vorm en onderwerp maar behandelt altijd wel een van de aspecten van de liefde.
Karl Astason is door middel van beursspeculatie rijk geworden. Hij heeft huizen in New York en in het zuiden van Frankrijk. Volgens zijn geliefdes is het prettig om in zijn buurt te zijn omdat hij geen bepaald doel nastreeft, zoals een vaste relatie of zelfs een huwelijk. Nee, Karl is een echte vrijgezel. Iemand die in een zelfgekozen isolement leeft. Zijn, naar later blijkt zwarte, assistente Lotta regelt vanuit kantoor zijn reizen. Aan elke wens van haar ‘master’ voldoet zij direct. Natuurlijk is zij in het geheim verliefd op hem.
Het verband met de meester-slaafverhouding uit het verleden ziet Karl niet. Hij is een man met enorme oogkleppen op, een direct gevolg van zijn overgelukkige jeugd. Zijn moeder, niet voor niets Astamama geheten, heeft hem tot aan haar veel te vroege dood verwend en vooral aanbeden. Zij was een bekende zangeres die haar oogappel naar haar idee perfect op het leven voorbereidde. Maar eigenlijk heeft ze een moederzoontje geschapen, incapabel in de liefde, maar wel uiterst bedreven in de geslachtsdaad. Zolang zijn veroveringen maar snel weer uit zijn leven verdwenen zijn. Beslist voordat de avond valt. Zijn nachtrust mag er niet onder lijden. Veel te intiem bovendien. Zijn contacten hebben een maximale houdbaarheid van hoogstens twee afspraakjes c.q. beurten.
Het was ondenkbaar geweest met een vrouw te trouwen, laat staan met een stevige tante. Een stevige tante kwam niet eens in aanmerking als geliefde. Dat was het woord dat hij voor zijn vrouwen gebruikte. Niet ‘scharrel’, niet ;’onenightstand’, maar ‘geliefde’, hoewel het met liefde weinig vandoen had. Het was een kwestie van aardgebondenheid, dat was het dichtst dat hij bij een tastbare liefde kon komen.
Dit alles wordt gevoed door een IJslandse jeugdliefde die hij maar niet uit zijn hoofd kan krijgen. Bijna acht maanden was hij dolgelukkig met Una totdat ze het op een dag zomaar uitmaakte. Hij, een gevolg van zijn opvoeding, accepteerde het verlies als een gentleman, zonder slag of stoot. Waar zij slechts naar bevestiging zocht. Iemand die een moment écht werk van haar maakte. Volgens zijn moeder kon je maar het allerbeste gelukkig getrouwd zijn. Het op één na beste was alleen te leven. Astamama’s woorden waren wet voor Kalli en ook voor Karl. Zij overleed toen hij achttien was. Bijna als vanzelf ga je een ouder dan idealiseren.
Maar nu, zeventien jaar later, vraagt hij zijn assistente vanaf een ver strand om direct een vlucht naar Reykjavik te regelen. Afwijken van reisplannen zonder aanleiding doet hij eigenlijk nooit. Wat is er gebeurd, vraagt Lotta daarom geheel tegen haar gewoonte in. Daar kan Karl geen antwoord op geven. Hij zondigt tegen zijn eigen grondregels. Zou het kunnen zijn dat een afspraakje met de psychiater Doreen Ash – toevalligerwijs ook de achternaam van Karls vader – hem van de wijs heeft gebracht? Haar doctoraalscriptie ging over moeder-zoonrelaties. Daarnaast schreef ze er een boek getiteld moederzoontjes. ‘Het is geen pretje een goeie moeder te hebben.’ Hij denkt er het zijne van, schiet meteen in de verdedigingsmodus.
Het was, grof gesproken, zwart-wit, geen enkele nuancering. Primitief. Sommigen beweren dat je door het vastleggen van dergelijke generalisaties de zaken helder zag, maar dit was in feite in elk opzicht een belediging voor de menselijke natuur en een belediging voor het gecompliceerde menselijke denken.
Karl is natuurlijk persoonlijk en namens zijn lieve moeder beledigd. Doreen Ash kleineerde alle moeders en in het bijzonder Astamama en probeerde op deze wijze alles stuk te maken dat de kleine Kalli mooi en lief vond. Ergens diep vanbinnen moet hij zich realiseren dat Doreen hem eigenlijk een schop onder zijn kont geeft, juist omdat ze niet zijn behandelend psychiater is. Niet voor niets belt hij haar bijna drie jaar na hun laatste en enige afspraakje op om raad te vragen wanneer hij in IJsland is en niet zeker weet hoe te handelen.
Ondanks zijn opvoeding en zijn goede manieren besluit hij Una te schaken. Zij is gevangen in een ongelukkig, want gewelddadig huwelijk. Mooi zijn de twijfels van de ‘beroepsminnaar’ wanneer hij en Una in New York eindelijk in bed belanden en de twijfel over zijn capaciteiten ineens toeslaat. Voer voor psychologen zogezegd.
Hij voelde zich alsof hem een grote gebeurtenis stond te wachten: hij moest erkennen dat hij op dezelfde manier onrustig was als vroeger wanneer hij een afspraakje met Una had. Dat hij geen vergissing mocht maken, alles moest, meer dan gewoonlijk, met de grootste zorgvuldigheid gebeuren. Dit was de last die Astamama op zijn schouders had gelegd; ze wilde dat hij perfect was en ze zei dat hij perfect was. Hij kon het zich niet veroorloven minder dan dat te zijn en hij deed alles met glans: koffiezetten, schoenen aantrekken, cheques uitschrijven.
De kluizenaar die in zekere zin in de afgelopen zeventien jaar een kalm leventje had geleid, had nu zijn grootste hartenwens vervuld. Was het wel juist wat hij deed, zou ze als hij fouten maakte toch niet van hem vervreemden? Wilde hij eigenlijk wel van het ideaalbeeld af? Om het boud te zeggen: was niet het bezit van de zaak, het einde van het vermaak? Of zoals de duidelijk eveneens op Karl verliefde Doreen Ash het formuleert:
In mijn leven bestaat er geen andere inhoud dat de liefde en het verdriet dat je de liefde alleen maar in de geest kunt beleven.
Una en Karl zijn overgelukkig, totaal op elkaar gefocust. Maar dan nestelt Doreen Ash ondanks de standvastigheid van Karl zich in zijn gedachten. Hij spreekt met haar af om er een punt achter te zetten. Maar kan hij dat wel? Uit het lood geslagen is hij pas echt als haar boek getiteld De goede minnaar verschijnt waarin ene Carl Söhnlein de hoofdpersoon is en dat terwijl het goede-minnaar-hoofdstuk in zijn leven was afgesloten. De tijd waarin hij emotieloos het vrouwen naar de zin kon maken, volgens Doreen terug te voeren op de onvoorwaardelijke moederliefde. Geen concurrentie, een vader is in het geval van Karl nooit in beeld geweest.
Is Doreen misschien Karls surrogaatmoeder? Hij lijkt tegen het einde van de roman te beseffen wat ze voor hem heeft gedaan, wat ze voor hem heeft geofferd, hoe ze hem in zekere zin heeft bevrijd. Sigurdardóttir maakt in deze roman pijnlijk duidelijk welke vallen we voor onszelf leggen, al zeker als het de zoektocht naar de ware, grote liefde betreft.
Guus Bauer
Steinunn Sigurdardóttir – De goede minnaar. Vertaald door Marcel Otten. World Editions, Breda. 250 blz. € 18,95.