Recensie: Ronaldo Wrobel – Hannah
De wereld is overal even hard
Het is na lezing van de roman Hannah van de Braziliaan Ronaldo Wrobel (1968) duidelijk dat de schrijver opgevoed is met de verhalen van zijn uit Oost-Europa afkomstige Joodse familie. Hij weeft ze kunstig door zijn relaas over de joodse schoenmaker Max Kutner die door het dictatoriale regime van vlak voor de Tweede Wereldoorlog in Brazilië gedwongen wordt om in de jacht op communisten en op nazi’s brieven uit het Jiddisch te vertalen.
De typische humor uit de sjtetl komt in grotere en kleine heel natuurlijk in de tekst geïntegreerde verhaaltjes en anekdotes goed naar voren en ondersteunt en verklaart het gedachtegoed van de personages, een beetje in de sfeer en de traditie van de door Wrobel aangehaalde Sjolem Aleichem. Max Kutner is op de vlucht geslagen voor de dictatuur die in Europa de kop opsteekt. Het enige dat hij wil is zo onopvallend mogelijk de schoenen van de bewoners van de voornamelijk Joodse wijk Praça Onze repareren in Rio de Janeiro.
Zijn grootvader schreef hun roeping toe aan het zwerverslot van de familie: met goed schoeisel trotseerde je kou en lange afstanden. En wat had het Joodse volk in de laatste millennia anders gedaan dan over de wereld dolen en de volgende verdrijving uitstellen?
Zoals al zijn voorouders wordt ook Max voor een ‘dringend onderhoud’ op het politiebureau uitgenodigd. Van de regen in de drup, zo lijkt het. Van de ene in de andere dictatuur, maar de commandant, kapitein Avelar, een gelegenheidsklant van Max, heeft andere plannen met hem. Hij wordt ingehuurd als medewerker postcensuur.
Uiteraard gaat Max akkoord. Hij heeft nu eenmaal geen alternatief. De bij tijd en wijlen hoogst hilarische gelegenheidsfilosoof vindt dat hijzelf geen blaam treft. Hoe kan je namelijk oorzaken aanwijzen waar alleen gevolgen zijn? Hij leeft gewoon verder volgens de richtlijn van Rebbe Zusha die er kortweg op neerkomt dat je eerst je eigen schoenveters maar eens fatsoenlijk moet leren strikken. Oftewel: verbeter de wereld en begin bij jezelf. Maar ergens vindt Max het ook beangstigend om in de kookketel van de geschiedenis te worden gegooid. Zijn schuldgevoel tempert wanneer hij de eerste salarisenvelop van de Centrale Politiedienst ontvangt.
De in zichzelf gekeerde, gevoelsarme Max vindt dat hij het eigenlijk nog niet zo slecht heeft getroffen. Geen mens blijkt tevreden. De een wordt teer bemind, maar is armoedig. De ander rijk maar zonder liefde. Dan stuit hij op een briefwisseling tussen de twee zusters Guita, woonachtig in Buenos Aires, en Hannah die ergens in zijn eigen Rio moet wonen. Waar precies dat is onduidelijk. De enveloppen met de adressen krijgt Max niet te zien.
Hannah weet door haar brieven gevoelens te wekken bij de verstokte vrijgezel. Hij volgt aanwijzingen in haar brieven en vat post bij diverse adressen waar ze op zou kunnen duiken. Hij gaat handelen. Bemerkt ook dat hij door zijn geheime functie als vanzelf in de contraspionage belandt.
Het enige dat het kwaad nodig heeft om te zegevieren, is dat goede mensen niets doen.
Hij kan ook bijna niet anders, want wanneer hij door de dienst eropuit wordt gestuurd om een vergadering van een Joods clubje bij te wonen, herkend men hem direct. Max Kutner blijkt op een vals paspoort Brazilië binnen te zijn gekomen. Toevalligerwijs dat van de verdwenen man van Hannah. Max dreigt de realiteit uit het oog te verliezen. Het kost hem moeite om zijn mond niet voorbij te praten en met bekenden over de inhoud van hun brieven in gesprek te gaan. Wrobel maakt maar weer eens duidelijk dat mensen, zelfs de meest nabije familieleden, zoals zusters bijvoorbeeld, slechts zelden daadwerkelijk open kaart spelen. Dat men in sommige gevallen niet anders kan dan zich beter voor te doen. Het lot ook van de vluchteling die elders op verlossing hoopt. Maar de wereld is overal even hard.
Al lijkt het in Brazilië juist gemakkelijk om ‘mooi weer te spelen’. Maar Wrobel analyseert zijn eigen land genadeloos.
Brazilië was het beste voorbeeld: enorm, vruchtbaar, warm. Alles kiemde, groeide en bloeide, wortelend in die uitgestrektheid, zelfs de ellende, misschien omdat er een geheime band bestond tussen gebrek en overdaad. De overvloed ondersteunde de armoede – of was het andersom? Je stierf niet van de honger of de kou in Rio de Janeiro, waar rijke dames muntjes toewierpen naar bedelaars die sterker waren dan de dokwerkers in Polen. Van bomen gevallen vruchten lagen te rotten naast bedelaressen die hun kinderen de borst gaven. Krotten stonden naast kapitale villa’s, die grensden aan achterbuurten geflankeerd door paleizen. Alleen een onervaren blik verbaasde zich over de bizarre harmonie van de Braziliaanse hoofdstad, op en top de lappendeken en smeltkroes van het tropicalisme.
Wrobel gebruikt zo nu en dan cliffhangers en zet de levens van al zijn personages regelmatig op losse schroeven. Max trekt met Hannah op en leert uiteindelijk hoe de situatie daadwerkelijk is. Maar heeft hij het wel bij het rechte eind? Wie hield wie in de gaten? Belangen en de waarheid verdragen elkaar vaak slecht. Misschien is er soms afstand nodig, lijfelijk zelfs, om liefde te kunnen laten werken. Schreef Hannah de intelligente, poëtische brieven wel zelf? Werd Max misschien verliefd op een imago, op een idee-fixe. Tot zover de roman die eindigt op een nette lengte van tweehonderdvijftig pagina’s.
Dan volgt er een aanhangsel van maar liefst dertig bladzijden getiteld Het verhaal van Max waarin de auteur zijn beweegredenen rond het schrijven van de roman uit de doeken doet. En zijn ontmoetingen met ene Max beschrijft. Aan de ene zijde zorgt dit stuk van Hannah voor een ontkrachting van de mythe van de roman, heeft het iets bevreemdends, anderzijds maakt het weer een aantal nieuwe gezichtspunten mogelijk. Zet Wrobel de lezer opnieuw op het verkeerde been?
In elk geval wordt hier duidelijk dat deze roman ook gezien kan worden als een hommage aan een vergeten wereld, de Joodse wijk die genadeloos aan de sloophamer ten prooi is gevallen en die moest wijken voor een megalomaan brede avenue. Hannah is de gedenksteen op de graftombe van Praça Onze, ook al is die van asfalt.
‘Weet je waarom wij Joden stenen op graven leggen wanneer we de doden bezoeken?’ vraagt Max. ‘Ons volk leefde in de woestijn en de mensen werden begraven in kuilen die door de wind, door de zandstormen, konden worden opengeblazen. Dus werden er stenen neergelegd om de doden te beschermen en de graven te markeren. Wie langskwam verrichtte een goed werk door nog een steen neer te leggen.’
Guus Bauer
Ronaldo Wrobel – Hannah. Vertaald door Arie Pos. De Geus, Breda. 284 blz. € 19,95.