Recensie: Andy Fierens – Wonderbra’s en pepperspray
Andy de cunnilinguïst
Er zit iets onbeschaamds in de poëzie van Andy Fierens. En dat komt niet omdat hij in zijn nieuwe bundel Wonderbra’s en pepperspray het nogal vaak over petomanen heeft, of ons ergens middenin op een zwart-witfoto van een fellatio trakteert (het gedicht ernaast gaat over een sanseveria, ja, inderdaad de meest fallische plant van moeders vensterbank!), nee, het is omdat hij ogenschijnlijk alles opschrijft wat in hem opkomt, en dat ook nog in extenso laat afdrukken. Andy Fierens schrijft machopoëzie (‘hier spreekt uw übermacho’), die direct onder je ogen lijkt te ontstaan, inclusief de versprekingen, flauwiteiten en woordspelingen. We moeten het er maar mee doen, lijkt hij te willen zeggen, en als we die ene metafoor of grap minder geslaagd vinden, dan komt er heus wel een volgende die ons beter zal bevallen.
Geef een kind een emmer met woorden en hij gaat er mee zitten kliederen. Zo voelt het. Ik heb zelden een bundel gelezen die met zoveel plezier moet zijn geschreven. Onbekommerd gaat de dichter met de taal aan de slag, bakt er taartjes van, smijt die een ander kind in het gezicht, en om de vergelijking even Fierensiaans te laten ontsporen: beft haar tot grote hoogten, nou ja dat wil zeggen: tot er een orgasme van beelden losbreekt dat zijn weerga niet kent. Dan krijg je bijvoorbeeld dit:
na vier dagen klimmen zonder e-mail zonder drank leg je op de
top van de berg je vragen voor aan de wijze heremiet hij
mediteert een maand en zegt ik was verliefd op een vrouw
maar deed een huwelijksaanzoek aan haar dove tweelingzus
hij zegt zus en zo en dit en dat en hij zegt stop nooit met
lebberen om te vragen heb je ook mayonaise in huis dat moet je
niet doen dat werkt contraclitorisch dan slaap je op de bank
dan zit je met een oorlog die alleen nog voor reclame wordt
onderbroken en hosanna ga in vrede feel the beat
Als ik na deze explosie het stof van mijn schouders heb geklopt en mij afvraag wat hier gebeurt, dan kan ik natuurlijk met allerlei oordelen aankomen. Ja, er staan flauwiteiten in als ‘contraclitorisch’ (maar in de context met de mayonaise moet ik er stiekem toch om lachen). Aan de andere kant: een zin als ‘zit je met een oorlog die alleen nog voor reclame/ wordt onderbroken’ vind ik zeer geslaagd. Doet al dit wikken en wegen er echter iets toe? Het geciteerde gedicht lijkt me vooral een geslaagd staaltje écriture automatique.
Vermoeiend is het soms wel. Fierens smijt zo met woordspelingen, dat ik hem er van verdenk dat hij de brave poëzielezer ermee op de kast wil jagen. Cunnilinquïsten, ontbindingsangst, bostraumatisch stress-syndroom (van een houthakker), pasta morgana, breinvrees, curryworst vitae, sexafonist, enz. enz.. Deze dichter wil beslist de Seth Gaaikema van de poëzie worden. Zelf schrijft hij: ‘je wordt zo moe van je eigen grappen als je een beer ziet en zegt/ we noemen ‘m mastur’. Inderdaad. Maar na deze constatering gaat hij er verderop nog eens lekker overheen met: ‘ik hoorde van mijn vriendin dat jij ook zo’n kontformist bent’. Gezien de cursivering is hij ook nog bang dat we het mopje niet snappen.
Naast de ongein, is het echter ook vaak raak. Dan lees je opeens: ‘mijn leven zal nooit meer hetzelfde zijn/ zeg je iedere ochtend voor je de deur uitgaat/ en vermoeide engelen voor je kar spant’. Dat vind ik mooi. En over een rivier: ‘je kietelt onze vingers, koele min-/naar. lang, diep en rechtgetrokken/ spoel je het verleden weg. zo les je/ de dorst van onze gulzige horizon.’ Het lijkt of de clown Fierens ons hier even zijn ongeschminkte gezicht durft te tonen. Wat mij betreft had hij dat vaker mogen doen, zoals hier:
slapeloos
als kind met wasco in lascaux spinrag tijdreis flashmob op kristallnacht
vroegrijp zweetheet munchies droomtijd rikketik spartelvis op keiendagelijks is het eten niet aangebrand toch maakt de smaak zwart
hij koeriert tijdens het proeven een halve nacht tussen konsalik en trakl
temesta na temesta zo jong en zo moe zo rijp voor Geelzijn kapper was haarharker van de sterren en masseerde ook
dylan on tour hij zegt bob had een bruine streep in zijn slipin de berm graast boeddhistisch een hert met een brandend gewei
Dat ‘flashmob op kristallnacht’ vind ik een fraaie woordclash. En verwijzingen naar tranentrekker Konsalik en expressionist Trakl suggereren opeens heel wat literair gewicht. Als hij dan ook nog in de laatste regel met een verwijzing komt naar de boeddhistische mythe van het hert met het lichtende gewei, en daarmee indirect naar het christelijke St. Hubertusverhaal en misschien zelfs naar de branden van de kristallnacht, dan moet ik wel de conclusie trekken dat deze dichter meer wil dan alleen maar grappen maken.
Toch doet de manier waarop Fierens met de taal omgaat me nog het meest denken aan hoe een vriend van mij vroeger meisjes benaderde. Die had de gewoonte om werkelijk elke dame die hij tegenkwam aan te spreken. En steeds weer bracht hij al zijn charmes in stelling. Zo is het altijd wel een keer raak, redeneerde hij. Hij liep blauwtjes bij de vleet, maar dat deerde hem niet. Het ging hem om de keren dat hij wel geluk had. Stiekem had ik bewondering voor deze vriend. En dat heb ik eigenlijk ook voor Andy Fierens. Hij schrijft exuberante gedichten die soms daverend uit de rails lopen, maar dat is eigenlijk best prettig in het stiltegebied dat de poëzie zo vaak is.
Henry Sepers
Andy Fierens – Wonderbra’s en pepperspray. De Bezige Bij, Amsterdam. 96 blz. € 18,50.