Recensie: Charles Bukowski – Pulp
Alles is bekokstoofd
De laatste roman die Charles Bukowski (1920-1994) in de twee jaar voor zijn dood schreef, getiteld Pulp, lijkt een vreemde eend in het bijtende oeuvre van de underground-auteur. Het is een soort detective, die – het zal de kenner van de tongue in cheek humor van Bukowski niet verrassen – opgedragen is aan de B-literatuur. Een laatste opgestoken middelvinger naar het grote publiek en het zo populaire genre. Zouden er werkelijk mensen zijn die de verschillende onder- en bovenlagen niet opmerken en deze pastiche als een volwaardige thriller lezen? Het idee alleen nodigt uit tot een lachsalvo.
Ditmaal heet het alter ego van Bukowski niet Henry Chinaski, de antiheld die (ogenschijnlijk) wel raad weet met vrouwen, seks, drank en drugs, maar de slonzige detective Nicky Belane, een vijftiger met overgewicht, een echte benenman die zich met belabberd weinig resultaat probeert tussen damesdijen te wringen. Leve de zelfspot. Een karikatuur van een echte Amerikaanse harde bikkel. Een man met een groot talent voor mislukking. Een duidelijke verwijzing naar Raymond Chandlers privat eye Mickey Spillane. Het heeft er alle schijn van dat het niet als eerbetoon bedoeld is, maar je weet maar nooit. Tegendraads tot aan het bittere einde. Zo hoort het.
Omdat Bukowski weet dat de dood hem op de hielen zit, chargeert hij in deze roman onbekommerd. Het lijkt er soms op of zowel schrijver als hoofdpersoon een stevige trip hebben genomen. Zo komt er een vrouw langs op het, uiteraard verwaarloosde, kantoor van Nick die zich voorstelt als Lady Death. Natuurlijk is in Bukowski´s beleving de dood een enorme spetter. Zij geeft Belane de niet te weigeren opdracht om de schrijver Céline voor haar te vinden. Kennelijk is deze op een of andere wijze toch aan haar aandacht ontsnapt. Céline schijnt af en toe op te duiken bij een boekhandel waar ene Red achter de toonbank staat.
Red was er. ‘Je hebt mazzel,’ zei hij, ‘je bent net mooi die zuiplap van een Chinaski misgelopen. Hij kwam hier opscheppen over zijn nieuwe Pelouze-brievenweger.’ ‘Nou en,’ zei ik. ‘Zeg, heb je een gesigneerd exemplaar van Faulkners As I Lay Dying?’
Heerlijk. Die Belane, codenaam Sloomdood bij zijn boekmaker, is dan wel een stuk verdriet, die lekker stereotiep in de kraag van zijn regenjas duikt, vrijwel altijd dronken is en grotesk op zijn flikker krijgt of met veel pow en klappen uitdeelt, maar zijn klassiekers kent hij. ‘De hel was wat je er zelf van maakte.’ Bukowski lijkt met deze roman ook de balans op te maken. En soms is hij, net als Belane, heel even stiekem tevreden met zijn bestaan, of heeft hij er althans vrede mee gesloten. Net zoals met de naderende dood.
Belane post net zo lang bij de boekhandel van Red totdat hij Céline kan aanspreken.
Toen kwam hij zomaar binnenlopen. Céline. […] Ik liep naar hem toe en ging naast hem staan. Vlak naast hem. Hij had het gesigneerde exemplaar van As I lay Dying in zijn hand. Toen kreeg hij in de gaten dat ik er stond. ‘Vroeger,’ zei hij, ‘waren de levens van schrijvers interessanter dan wat ze schreven. Tegenwoordig is leven noch werk interessant.’
In al zijn grimmigheid is deze roman bijzonder komisch. Voor de mens die weet dat hij spoedig zal sterven, is de dood alom aanwezig. Je hebt het een heel leven voor je uitgeschoven en plots besef je – iets dat je natuurlijk al lang weet – dat niemand ook maar een schijn van kans heeft. Alles is bekokstoofd.
Belane: ‘Ik werd depressief. Weet je, ik zie zo’n inpakjongen in de supermarkt en terwijl hij mijn boodschappen in een doos staat te doen, zie ik hem zichzelf in zijn eigen graf stoppen samen met het wc-papier, het bier en de kipfilet.’
Misschien is de oplossing inderdaad om er middels een roman als Pulp de spot mee te drijven, maar dan wel door het genre als gesmolten kaas uiteen te trekken. Er dient zich een begrafenisondernemer aan die lastig wordt gevallen door een buitenaards wezen, natuurlijk eveneens een uitzonderlijk mooie vrouw. Ja, Belane is uitverkoren om de wormachtige bewoners van Zaros nieuwe lichamen op aarde te geven. Hij moet daarnaast een vrouw schaduwen die mogelijkerwijs vreemd gaat. Een collega wil dat hij op zoek gaat de mysterieuze Red Sparrow. Ja, een mens kan het tegen het einde van het leven nog druk krijgen.
Bukowski was een researcher tot op het bot, een detective van de zelfkant en de taal die daaraan verbonden is. Kortom: de schrijver van het echte leven. Iemand die eigenlijk ongeschikt leek voor menselijke interactie. Pulp is een mildere eindafrekening dan men wellicht van Bukowski zou verwachten.
Guus Bauer
Charles Bukowski – Pulp. Vertaald door Susan Janssen. Lebowski, Amsterdam. 192 blz. € 12,50.
En hoe mysterieus is die Red Sparrow? Pulp werd uitgegeven door Black Sparrow Press.
Ja, dat is bekend hoor.