Recensie: Matt Greene – Hou je mond en zeg iets
Ik weet hoe het is om gestruisvogeld te worden
Vertaler Robert Neugarten noch Uitgeverij Meulenhoff leek het waarschijnlijk opportuun om Ostrich van de Engelse auteur Matt Greene letterlijk als Struisvogel te vertalen. Het werd wat ongeïnspireerd Hou je mond en zeg iets. Nochtans gaan zowel de inhoudelijke als emotionele lading van Greenes debuutroman – weerspiegeld door de prominent aanwezige struisvogel op de voorflap – in de Nederlandse vertaling grotendeels verloren. De bijna dertienjarige Alex, protagonist en focalisator, verwoordt het treffend aan het begin van zijn relaas:
[I]k weet hoe het is om gestruisvogeld te worden, wat een beter woord is voor buitengesloten (omdat struisvogels niet kunnen vliegen, dus ze voelen zich vaak het buitenbeentje).
Vanuit zijn deels zelfgekozen positie in de marge becommentarieert de wereldwijze, scherpzinnige puber de hem omringende wereld. Zijn behoorlijk vertekenende – sporadisch zelfs onbetrouwbare – beschouwingen moet de lezer hem maar vergeven: Alex is immers herstellende van een zware hersenoperatie en lijdt nog steeds aan epileptische aanvallen. Tel daarbij zijn als ruziënd echtpaar geportretteerde ouders die niet meer dan ‘strikt noodzakelijk’ met elkaar spreken, zijn getraumatiseerde Russische dwerghamster, Alex’ geheel nieuwe interesse in porno en zijn toenemende zorgen over het essay als eindexamenonderdeel. Voornamelijk laatstgenoemd onderwerp beheerst Alex’ gedachtegang in toenemende mate, waarvan Greenes schriftuur op stilistisch vlak een afspiegeling wordt:
Dat is een metafoor. Daarvan zal ik er waarschijnlijk wel meer gebruiken, want dat moet je als je een hoog cijfer wilt halen voor je essay en daar oefen ik voor want dat heb je nodig voor een beurs. Je moet ook echter zeggen in plaats van maar en daarenboven in plaats van bovendien en als het kan mensen dingen laten uitroepen en opmerken in plaats van gewoon zeggen.
Wat aanvankelijk nog tot spitsvondige, herhaaldelijk zelfs humoristische interventies leidt, wordt gaandeweg echter dodelijk vermoeiend. Toegegeven, een enkele observatie kan wel overtuigen, maar Greene raakt naarmate het verhaal vordert letterlijk in overdrive en blijft bij monde van Alex dergelijke zogenaamd tot literatuur verheven frasen spuien.
Alex’ geheel eigen denkproces bestaat voornamelijk uit een amalgaam aan associaties, waarvan behalve humor naast ook intelligentie een onmiskenbaar deel uitmaakt. Dat laatste valt uiteraard volledig op conto van de auteur te schrijven, die wel erg graag uitpakt met zijn kennis en eruditie, gaande van interpunctie tot kwantumfysica. Het weefsel van herinneringen, anekdotes en wetenswaardigheden kan het gebrek aan een doordacht plot echter nauwelijks verhullen. In de filosofische gesprekken en gedachten over de Grote Thema’s als toekomst en dood werpt Greene dan weer wel interessante vragen op, zonder tot gratuite antwoorden te komen. Het overdenken van de heikele kwesties laat hij aan de lezer zelf over, meteen een meerwaarde van zijn schriftuur. Ook het gevoelvol verbeelde einde, waarin Greene de impliciet aangekondigde apotheose vaardig integreert, weet te overtuigen, al kan het voortkabbelende verhaal daarmee niet gered worden.
Greene wil zijn hoofdpersonage per se tot één van de onsterfelijke personages uit de literatuur karakteriseren; een ware held die z’n besognes zonder zelfbeklag en gewapend met de nodige portie humor en (zelf)spot te lijf gaat. Een ambitieus project, maar voorwaarde voor een plaatsje in de literaire canon is tenminste enige empathie of geheel integendeel antipathie met de protagonist. Precies die aspecten ontbreken in Greenes debuut. Bovendien heeft de auteur teveel geforceerde interventies nodig om Alex als overtuigend karakter neer te zetten. Een literaire roman heeft nu éénmaal meer nodig dan spitsvondige beschouwingen van een dertienjarige betweter.
Jürgen Peeters
Matt Greene – Hou je mond en zeg iets. Vertaald door Robert Neugarten. Meulenhoff, Amsterdam 288 blz.