Recensie: Georges Simenon – Chez les Flamands
Chrétien Breukers (De Contrabas) en Mark Cloostermans (De Standaard) duiken onder. Meer bepaald in het oceaangelijke oeuvre van Georges Simenon, de man van vierhonderd boeken. Naar aanleiding van de 25ste verjaardag van Simenons overlijden lezen zij een selectie van 25 titels, zowel Maigret-mysteries als romans durs, zijn ‘serieuze’ romans. Twee Tzum-bloggers om Simenon op de hielen te zitten, de man die sneller schreef dan God kan lezen.
Ruimen we eerst een mogelijk misverstand uit de weg. Jules Maigret is geen Asterix. Als hij vorige week een misdadiger opspoorde in Delfzijl en deze week onder Vlamingen verkeert, dan is dat niet om, zoals in Asterix en de Belgen, een satirisch overzicht te geven van de nationale eigenaardigheden.
Overigens speelt Chez les Flamands (Maigret en de familie Peeters) zich zelfs niet in België af, maar op de grens mét België. In het grensplaatsje Givet is de Vlaamse minderheid niet populair. Ze weigeren zich aan te passen, luidt het. Ze drinken niet de Franse aperitieven, maar halen hun jenever in de winkel annex taverne van de familie Peeters. Vooral die familie Peeters heeft het bij de autochtone bevolking zwaar verkorven. Ze doen goede zaken en de welvaart is hen naar het hoofd gestegen, zegt men. De zoon studeert zelfs voor advocaat – wat een pretentie, nee maar! Dat diezelfde zoon een bastaardkind heeft bij een plaatselijke armoezaaister, is door de familie efficiënt onder de mat geveegd: de ongehuwde moeder krijgt maandelijks een som geld en zoon Joseph zal, zoals altijd was voorzien, trouwen met zijn nicht Marguerite. Eind goed, al goed.
Maar als de moeder van Josephs bastaard verdwijnt, wijst het hele dorp de Peetersen met de vinger.
Enter Maigret, die in Parijs is opgezocht door Anna Peeters, de oudste dochter, met het verzoek om de plaatselijke politie discreet bij te staan. Maigret belandt in een ronduit vijandig dorp. Voor Givet is hij een vriendje van de rijken, niet op zoek naar de waarheid maar naar een manier om de Peetersen vrij te pleiten.
Maigret wordt door de Vlamingen warm onthaald. Simenon schrijft met waardering over de sfeer in het “Vlaamse huis”:
Eén voet over de drempel, en je werd omgeven door warmte, door een ondefinieerbare atmosfeer, rustig, stroperig, waarin geuren domineerden. Maar welke geuren? Er was een toets kaneel, een zwaarder accent van gemalen koffie. Benzine ook, maar met een zweem van jenever.
Meerdere keren eet Maigret mee met de Peetersen. Hij wordt volgestopt met taart (meerdere soorten) en zit nooit verlegen om een druppel van iets sterkers. Op zijn verzoek gaat Anna Peeters aan de piano zitten, en speelt en zingt ze. De gezelligheid is niet kapot te krijgen, bij het minst geliefde gezin van het dorp.
De plaatselijke politie, vertegenwoordigd door ene Machère, is vooringenomen tegenover de Vlamingen. Bij een zoveelste bezoek aan de winkel, beklaagt Machère zich bij Maigret: ‘Wat heb ik een afkeer van die mensen. (…) Alleen nog maar de geur van hun koffie en hun taart…’ Ook de winkel zelf, met die lucht van jenever, is hem veel te Vlaams. Olfactorische xenofobie, het bestaat.
Maigret laat het zich allemaal wat aanleunen, de sfeer kalmpjes absorberend, het intuïtieve snoer van zijn gedachten achterna. ‘Het huis herinnerde hem aan een onderzoek in Nederland’, luidt het, later in de roman, ‘maar nochtans met verschillen waar hij maar niet de vinger op kon leggen. Dezelfde kalmte, dezelfde zware lucht, dezelfde indruk dat de lucht er niet beweeglijk was maar een vast lichaam dat je kon breken door te bewegen.’
Het onderzoek van Maigret is intussen even beweeglijk als de lucht in die Vlaamse eetkamer. Lange tijd is er niet eens een lijk! Maigret raakt uit z’n hum omdat hij niet tot de essentie van Anna Peeters weet door te dringen. We zijn al ruim in de tweede helft van het boek, als Simenon schrijft:
Het was vooral Anna die hem in verwarring bracht. Ze droeg nog steeds diezelfde grijze jurk, die haar vormen de allures gaf van een standbeeld, onveranderlijk. (…) Ze liep rond, en haar bewegingen verplaatsen niet één plooi in haar kleding. Haar gezicht had een serene uitdrukking. Ze deed denken aan een personage uit een antieke tragedie, verdwaald in het dagelijkse en kleinzielige leven van een grensstadje.
Oh Jules, zou je de commissaris willen toevoegen, red dat arme kind toch. Neem haar met je mee. Vergeet madame Maigret, met haar recepten en haar breiwol. Je hebt, nog maar acht romans geleden, volstrekt nodeloos de verleidingspogingen van de bloedmooie Else uit La nuit du carrefour weerstaan. Doe jezelf een plezier, en laat deze Vlaamsche engel je niet ontglippen.
Maar dat zou natuurlijk een heel ander verhaal worden.
Het is lastig om dieper in te gaan op detectiveromans zonder het einde te verklappen. De identiteit van de moordenaar hangt doorgaans nauw samen met de thematiek van de boeken. In de volgende alinea wil ik daar een paar zaken over zeggen, mét vermelding van de moordenaar uit dit boek. Er bestaan 75 Maigret-romans en nog eens 28 korte verhalen, dus als u vindt dat ik Chez les Flamands voor u “gespoild” heb: geen nood, er is nog keuze te over.
Simenons/Maigrets voornaamste interesse is de relaties tussen mannen en vrouwen. Daarbij zoomt hij doorgaans in op de vrouw. In Chez les Flamands komt Maigret allerminst naar Givet om de Vlamingen te verdedigen, maar omdat hij onder de indruk was van de vastberadenheid en de rust die Anna Peeters uitstraalde bij haar bezoek aan Parijs.
Het eerste beeld van een Maigret-roman is altijd: een vrouw. Het eerste hoofdstuk van Le chien jaune: ja, Maigret wordt bijna vergiftigd, maar zijn interesse geldt toch vooral de serveerster Emma, die hem een roman lang zal blijven fascineren. Het eerste hoofdstuk van Un crime en Hollande: bij zijn aankomst in Delfzijl wordt Maigret bijna verleid door de wulpse Beetje, over wie we later te weten komen dat ze haar rol gespeeld heeft bij het veroorzaken van een moord. Ook de verleidelijke Adèle uit Au rendez-vous des Terres-Neuvas brengt mannen het hoofd op hol.
Laten die twee laatste voorbeelden overigens niet de foute indruk wekken: Simenon is veel minder geïnteresseerd in de femme fatale, dan in een personage als Emma. Vrouwen die een zekere onderdanigheid hebben, die zich vrijwillig opofferen voor de man in hun leven. Else uit La nuit du carrefour, bijvoorbeeld, die zich vrijwillig in haar kamer laat opsluiten door haar broer. En Anna Peeters, natuurlijk.
In het gezin Peeters, dat heeft Maigret al gauw door, draait alles rond broer Joseph. Hij zal advocaat worden en trouwen met nicht Marguerite: dat is zo beslist en dat is belangrijk voor de familie. Maigret heeft van die hele Joseph geen hoge pet op: een zwak karakter, gewend aan en verwend door de bewondering en toewijding van zijn zussen en de kinderlijk Marguerite. Hij heeft de teugels van zijn leven niet in handen: het is de familie die een manier heeft bedacht om Josephs bastaardkind op veilige afstand te houden.
In vergelijking met Joseph is Anna een veel sterkere persoonlijkheid. In de praktijk is zij de mater familias, die alle beslissingen neemt. Ze is niet echt lelijk, en één keer is ze verleid, maar ze lijkt zich er bij te hebben neergelegd dat ze altijd alleen zal blijven. Zij is het die, uit blinde verering voor haar broer, zijn lastige minnares uit de weg ruimt.
Het is een situatie die Simenon nog wel vaker zal gebruiken, bijvoorbeeld in Maigret tend un piège, een verhaal over een seriemoordenaar. Mannelijker kan niet, zou je denken, maar aan het einde van de rit blijkt die seriemoordenaar een zwak mannetje, heen en weer getrokken tussen zijn moeder en zijn vrouw. Eén van hen pleegt zélf een moord om haar lieveling vrij te pleiten.
Van Simenon is bekend dat hij van de vrouwtjes hield, maar uit zijn boeken spreekt vooral een grote bewondering voor vrouwen. Hoe is het mogelijk, vraag je je af, om je zo op te offeren voor een oninteressante man? Als het gezin Peeters zoveel belang hechtte aan klimmen op de maatschappelijk ladder, hadden ze beter hun geld kunnen zetten op Anna.
Het tijdvak, uiteraard. Vrouwen moesten toen geen advocaat worden; ze moesten thuis blijven en lekkere taarten bakken. Maar zou het alleen dàt zijn? Vrouwen zetten nog altijd hun licht onder de korenmaat, en kiezen bijvoorbeeld voor een plaatsje in de schaduw van hun mans carrière. Wat Simenon hier demonstreert, is hoe pijnlijk gefrustreerd talent tot een gevaarlijke uitbarsting kan komen.
Op YouTube staat een verfilming van Chez les Flamands, uit 1976. Het is een houterige bedoening, die met zijn 93 minuten haast even lang duurt als het kost om het boek te lezen. Amusant foutje: de Vlamingen worden gespeeld door Nederlanders, en dat hoor je zodra ze het woord tot elkaar richten. De makers lijken dat niet te hebben beseft. In het huis van de Peetersen, op de eettafel, staat een porseleinen windmolen: nog een fout tegen de nationale portrettering.
Wat die verfilming vooral toont, is dat de Maigret-romans zich niet zo goed lenen tot verfilming. Het zijn dan ook eerder toneelstukken: de handeling is miniem en meestal beperkt tot een handvol locaties. Simenons boeken vragen niet om extra beelden — zijn beschrijvingen zijn impressionistisch, eerder sprekende details dan een totaalbeeld — maar om goede acteurs, die de psychologische complexiteit van de personages aan kunnen.
Mark Cloostermans
Chez les Flamands (1932) werd vertaald door K.H. Romijn als Maigret en de familie Peeters. Niet meer in de handel. De geciteerde zinnen heb ik zelf vertaald. In december verschijnt bij Penguin een nieuwe Engelse vertaling van dit boek, onder de titel The Flemish house.