Recensie: Geert Buelens – Thuis
Een roadtrip zonder thuiskomst
Op de voorkant van Thuis prijken de laatste overblijfselen van een huis. Alleen een afdruk en de horizontale lijnen van de verschillende etages zijn nog zichtbaar. Het huis dan wel thuis is niet meer. Het openingsgedicht ‘Transit (Gelukzoeken)’ opent met de volgende regel: ‘Wij zijn samen onderweg’. Dat betekent echter niet dat dát de oplossing is, want het gedicht vervolgt met frasen die getuigen van bittere ernst: ‘Wagen na wagen trekt aan ons voorbij / wat de afstand alleen maar vergroot.’ Er is echter geen ruimte om bij de pakken neer te zitten, want het gedicht besluit: ‘De tegenstand wordt al georganiseerd / maar wij zetten door, iets anders hebben we nooit geleerd’. Treffend is hier het woord ‘geleerd’, waar ‘gedaan’ misschien vloeiender en gepaster geweest was. ‘Geleerd’ vergroot hier eveneens het berustende van de zaak.
Niet alleen in ‘De roep van thuis’, de openingsafdeling van Thuis, maar door de hele bundel heen vibreert het thuis als een echo, als vergane glorie en een afgesloten hoofdstuk. Het thuis is niet meer te vinden. Dat heeft misschien, zoals de achterflap suggereert, te maken met het feit dat Buelens een ware kosmopoliet is, (hij woonde in de afgelopen tien jaar in drie landen) maar zelfs voor zo’n nomadisch bestaan is er toch wel een thuis, zo zou je denken, dan wel een flexibel thuis, omdat het aanpassen aan de omstandigheden inherent is aan het nomadenbestaan. ‘Dorothy (Ontworteling)’ eindigt met: ‘Horizonten, de ruïnes van elk vergezicht / naderen doet elke grens’.
Niet alleen voor de nomade, voor iedereen staat het thuis onder continue druk, zo spreekt uit deze poëzie. Door de snelle transformaties in de maatschappij, de economie of waar dan ook is het baken dat het thuis altijd geweest is, aan verandering onderhevig. Bij Buelens wordt dat gethematiseerd in het bezigen van zowel een uiterst conservatieve en archaïsche taal (woorden als ‘enerveert’, ‘habijt’ en ‘ginds’) als een hippe, contemporaine taal (‘QR-code’, ‘ADHD-bejaarden’ en ‘tegoedbevriezing’). Soms wat Vlaamse woorden, zoals ‘vilbeluiken’, ertussendoor, want Buelens blijft een flamingant. Dat komt eveneens naar voren door de verwijzingen naar Paul van Ostaijen: ‘Fatalisties’ en ‘music-hall’ zijn onmiskenbaar reminiscenties aan de dichter die de Eerste Wereldoorlog probeerde te vangen in (onder andere) Bezette stad. Soms doet de typografie van Buelens ook denken aan Van Ostaijen.
Een andere manier waarop Buelens de snelle veranderingen benadrukt, is dat de versregels in Thuis over elkaar heen lijken te buitelen. Dat levert een geestige en verfrissende associatiereeks op, maar dat zorgt er eveneens voor dat de gedichten minder toegankelijk zijn. Om Thuis goed te kunnen begrijpen is herlezing vereist, omdat ook niet altijd even duidelijk is of Buelens naar een bepaalde stand van zaken verwijst of juist die suggestie wekt. ‘Live Nation (Contactzone)’ heeft dat bijvoorbeeld. Ik krijg het gevoel dat er naar bepaalde (muzikale) tradities verwezen wordt, maar ik kan mijn vinger niet helemaal op leggen. Er zit wel een verwijzing in naar Van Ostaijen (‘music-hall’, zoals ik al eerder zei), maar verder is het een afwisseling van kinderachtige goededoelenpraat (‘Van neem, doe mee & geef’), rapachtige teksten (‘het waaien van de beat’) en (quasi-?)filosofische frasen (‘Holistischer gezweef’).
Inhoudelijk en typografisch wordt hier gespeeld met het idee van een lied door de dwangmatige cijfernummering en eindrijm (afwijkend bij ‘beat’ en ‘lied’ – maar zelf ook een rijmpaar):
Op het eerste gezicht blijft het gedicht plat, maar zodra het gedicht ironisch gelezen wordt, zorgt Buelens voor een extra laag. Dat komt onder andere door de moeilijke terminologie aan het begin van het gedicht en het kinderachtige opzwepende karakter van dit gedicht. De dwangmatige procedés die Buelens hier inzet, sorteren eveneens spitsvondige effecten door spanningen tussen diezelfde verschillende woordgroepen. In het lange gedicht ‘Goud (Zwijgtraject)’ krijgen de cursieve tussenzinnetjes bij een ironische lezing ook meer betekenis: een compulsieve herhaling van ‘mag ik dat zeggen?’ De derde strofe in het gedicht ‘Lichaam & geest (Standard)’ gaat als volgt: ‘Zullen we er [‘op mijn hoofd, regel 1, OA] een appel op zetten / (…) / een hoedje / niet langer van papier’. Eveneens subtiel. De afdeling Nieuwe economische liedjes is net als de vorige voorbeelden doorspekt van onvermijdelijke procedés die bij een serieuze lezing slechts maniertjes lijken.
De dubbele titels activeren op een ironische manier een nieuw veld van betekenissen die zonder het samenspel van de titel en subtitel minder snel ontwaard zou kunnen worden, of zelfs helemaal niet. ‘Open deur’ gaat als volgt:
Vooral de derde strofe lijkt me een open deur. Verder zijn er aroma’s van zowel kapitalisme als communisme te proeven in dit gedicht en ook in dat opzicht zou ‘open deur’ een juiste term zijn. Ik heb echter de subtitel van dit gedicht niet genoemd, ‘(Huisvredebreuk)’. Die subtitel zorgt ervoor dat ‘open deur’ tevens letterlijk gelezen dient te worden en zo komt de betekenislijn van een inbreker het gedicht insluipen. Met de associaties die ik al aangaf, het kapitalisme en/of het communisme, wordt de inbreker dan eveneens in verband gebracht en dat zorgt voor een impliciete veroordeling van beide stromingen. Bovendien is in dit gedicht het thuis niet een privéplek. Zelfs de privéplek wordt doorgelicht.
Thuis is als een roadtrip, vooral wervelend in de typografisch spannende gedichten. Maar dan zonder thuiskomst, want het slotgedicht besluit met: ‘Heel lang speelt dit alles / door mijn hoofd / ik laat het eruit nu / en loop naar huis // De weg ligt open’. Alsof de dichter net de bundel geschreven heeft, een poëtische verkenning van het zoeken naar het thuis, en misschien wel van een herijking van het thuis. Alsof het voor onze ogen gebeurt, dat exploreren. Ook al gebeurt dat herijken van het thuis misschien niet altijd even duidelijk – of überhaupt niet, getuige de slotregel van de bundel. Dat maakt deze bundel misschien meer tot project van herlezing dan tot een achterovergehangen leeservaring.
Obe Alkema
Geert Buelens – Thuis. Ambo|Anthos, Amsterdam. 64 blz. € 17,95.