Boeken die ik twaalf jaar niet heb gezien (20): Charles Bukowski
Vandaag wilde ik over de memoires van Ingmar Bergman schrijven, maar er kwam een wat luidruchtig Amerikaan (met Duitse wortels) tussen. Zijn boek heet Factotum en het is onder de titel Duvelstoejager ooit uitgegeven door De Bezige Bij, maar nu in een opgefriste vertaling opnieuw verschenen bij Lebowski. De vertaler Diederik Van den Abeele heeft zijn werk geheel herzien en ik moet zeggen dat het de tekst goed deed.
Wat is Factotum eigenlijk voor een boek? Volgens de uitgever is het een roman en in zekere zin klopt dat. Bukowski schrijft echter altijd, ja, Bukowski-achtig; zijn teksten zijn altijd een lappendeken van anekdotes, korte flitsen, beschouwingen en exploraties van de zelfkant, of de bijna-zelfkant, en als hij genoeg van die teksten had verzameld werden ze in een band bij elkaar gebracht en door zijn Amerikaanse uitgever Black Sparrow Press de wereld in gezonden.
Wat ik daarmee wil zeggen? Nou, dat je je bij Bukowski in wezen niet druk hoeft te maken over de genre-aanduiding. Je krijgt altijd ongeveer hetzelfde.
Toch doe ik de auteur hiermee een beetje tekort. Want zijn beste werk (en Factotum behoort tot zijn beste werk) is juist in die ruwe opzet heel listig gecomponeerd. Bukowski was wel degelijk een schrijver, dat wil zeggen: iemand die precies wist wat hij deed en hoe hij een boek in elkaar moest zetten. Dat imago van hem was zelfs bestudeerd en met zorg in stand gehouden, vermoed ik. Bukowski had zijn ruwe kanten, maar hij was ook een toegewijd (en zeer serieus voor zijn werk levende auteur).
Ik herinner me nog dat Bukowski in de jaren tachtig werd geweerd uit sommige bibliotheken, in elk geval uit de Nijmeegse, omdat hij vrouwonvriendelijke teksten zou schrijven. Het waren andere tijden en het feminisme van ‘de onwelriekende gleuvenbrigade’ (ik bedoel natuurlijk het feminisme van de tweede golf) was nog niet uitgewoed. Het leesverbod had overigens weinig zin; je kunt van Bukowski veel zeggen, maar niet dat hij een vrouwenhater was. Hij was een mensenhater en in zijn werk komt iedereen, ook hijzelf, er bekaaid vanaf.
Factotum is na Postkantoor de tweede roman van Bukowski. In zijn eersteling zong hij de zegeningen van de Amerikaanse posterijen, en van zijn rol in dit raderwerk; zijn tweede boek gaat terug naar zijn vroege volwassenheid. De hoofdpersoon, als altijd Henry Chinaski geheten, worstelt zich tegen het einde van de oorlog van baantje naar baantje. Hij is afgekeurd voor militaire dienst (S5) en in plaats van netjes te sterven in Europa probeert hij schrijver te worden. Dat lukt hem maar deels. Alcohol, de paardenraces en verloederde vrouwen staan zijn ambitie in de weg.
En hijzelf werkt ook niet mee. Wie hard moet werken om nauwelijks aan de kost te komen en zich van de ene stad naar de andere sleept, heeft niet altijd de gelegenheid om aan een oeuvre te werken. Soms lukt het om een tijdschriftpublicatie te krijgen, vaker wordt het niks. De jonge Chinaski is echter vastbesloten – lezers van de eerste roman weten dat het nog tot zijn vijftigste zal duren voor de echte doorbraak komt. Een leven in dienst van de kunst betekent vooral: geduld hebben.
In zijn voorwoord (op de een of andere manier denkt uitgeverij Lebowski dat de heruitgaves gebaat zijn bij voorwoorden van beroemde schrijvers, of beroemde schrijvers in wording) zegt Thomas Heerma van Voss:
Factotum is een meeslepen verslag van iemands constante gevecht tussen het conformeren aan de massa en het kiezen van een eigen pad; tussen willen vergeten (door drank) en het willen creëren van herinneringen die de moeite waard zijn; tussen verlangen om te slagen in de maatschappij en het besef dat je anders bent dan de rest. Bukowski doet, juist door zijn richtingloze herhalingen en strakke verteltoon, iets waar weinig andere auteurs in slagen. Hij lijkt het leven te beschrijven zoals het is, net of het niet zomaar een verhaal is, maar werkelijk zo heeft plaatsgevonden. Zijn papieren rebellie heeft daardoor veertig jaar na verschijning nog steeds een zeldzame overtuigingskracht.
Volgens mij wilde Bukowski zich juist niet conformeren en was zijn manier om te slagen in de maatschappij maar op een ding gefundeerd: zijn schrijfdrift. Ik vermoed dat Heerma van Voss de schrijver hier iets te veel de menselijke kant op wil duwen, en dat is jammer. Bukowski is inderdaad een loner en soms een onuitstaanbare zak. Dat kan hem geloof ik niet echt iets schelen, sterker, hij gebruikt die ‘slechte’ eigenschappen om literatuur van te stoken.
Net als Simenon was Bukowski niet geïnteresseerd in morele kwesties, in de vraag of een mens deugde of niet. Niemand deugt, dus moet iedereen er het beste van maken. Zo zit de wereld van Chinsaski eruit. En of dat leven nu ‘echt’ is, of een verhaal: dat zal zowel Chinaski als Bukowski worst zijn. Bukowski schreef op gevoel, vermoed ik. Hij draaide een blad in de typemachine en begon. Dat is geen romantiek, want we weten inmiddels dat hij er jaren over heeft gedaan om de stijl die hem beroemd maakte te vervolmaken. Intuïtief schrijven vergt oefening.
Ik weet nooit precies wat ik van Bukowski vind. Soms lees ik hem en begin ik bijna automatisch te gapen. Soms (zoals bij herlezing van Factotum) weet ik zeker dat hij bij de groten hoort. Als ik filmpjes van hem zie op YouTube of elders, weet ik dat zelfs zeker. Bukowski is in interviews en voordrachten echt heel groot. Je ziet er dan bij wat je in zijn boeken helaas niet altijd aanwezig is, zijn stoere houding en zijn wezenlijke onverschilligheid. Die een gekwetste gevoeligheid moet verbergen.
Bukowski is de auteur die iedereen wil zijn. Niemand zou denk ik vrijwillig zijn leven willen naleven. Er zit veel meer eenzaamheid, walging en lulligheidsbesef in hem dan de meeste ‘fans’ van hem denken. Dat gezuip, de mensenhaat, de eenzaamheidsdrang: ze zijn voor hem existentieel, ze zijn niet gebaseerd op een pose. Zijn imago is dat misschien wel, want op den duur had hij precies door dat het werkte. Zijn boeken zijn echt. Alleen zijn heel veel lezers niet in staat om imago en oeuvre te scheiden – wat vroeger de frictie tussen schijn en wezen was, is tegenwoordig de kloof tussen imago en oeuvre (waar een schrijver als A.H.J. Dautzenberg ook last van heeft).
Voor de vrolijke praatjes hoef je niet bij Bukowski te zijn. Voor de verhalen over liefde en hoop ook niet. Hij biedt geen troost. Hij maakt het niet mooier dan het is. Sterker: hij maakt het precies zo erg als het altijd al is geweest. Ik vind dat sympathiek, al kan ik hem soms niet verdragen. Iets wat hij met welgevallen zou hebben gelezen. Want een schrijver die door iedereen wordt verdragen, wat is dat voor een lamzak?
Tegelijk met een heruitgave van Factotum verschenen Aantekeningen van een vieze oude man en De laatste nacht van de aarde. De laatste titel is een vertaling van Bukowski’s poëzie. Een tamelijk vlakke vertaling, helaas, waar het Engels nog behoorlijk doorheen schemert. Net als in zijn proza was Bukowski verraderlijk eenvoudig in zijn gedichten. Niet alles is goed, maar hij kon behoorlijk hard raak slaan. In deze vertaling is daar niks van over. Dan was de vertaling van Peter Verstegen die bij Liverse verscheen toch beter.
Er is een beroemde opname van Bukowski’s laatste voordracht, in 1980 (veertien jaar voor zijn dood). Op deze website staat daarover te lezen:
Bukowski did not give many readings during his lifetime. Biographers have claimed he hated giving readings, but did it for the two hundred or three hundred dollars to keep him in booze, smokes and a wager on the horses. But this all changed in the 1980s, when money started coming in via checks and royalties for books and film options and Bukowski no longer needed that extra couple of hundred to tide him over. Bukowski gave his last poetry reading at the Sweetwater music club in Redondo Beach, California on March 31, 1980, almost a decade and a half before he died in 1994. The whole reading was (thankfully) filmed by Jon Monday, who left the performance unedited as he believed the sections between Bukowski reading his poems gave some insight into the man and his temperament. It certainly does, as Oliver Hardy would say, and shows why the original poet will always be better than the imitators.
Wie de bijtende voordracht hoort, krijgt bijna plaatsvervangende schaamte bij het lezen van de vertaling. Luister en onderga:
[youtube]https://www.youtube.com/watch?v=QB6IyLTvB7M&list=RDQB6IyLTvB7M#t=695[/youtube]
Chrétien Breukers
In het geciteerde fragment hierboven, afkomstig uit het voorwoord van de heruitgave, heb ik het niet over de auteur Bukowski zelf, maar over het hoofdpersonage uit Factotum. In hoeverre Bukowski zelf dronk en zich wilde conformeren lijkt me voor het analyseren van zijn boeken weinig interessant.
Het lijkt me in dit geval (en alle andere gevallen) toch een onderscheid van niks. Schijn en wezen is heel erg 2013.