Recensie: Martin Bril – Het evenwicht, ineens kanker
Een vrolijke fatalist
‘Mooi zat, denkt de oude man, en de boosheid sijpelt weg, want ongemerkt is het gaan regenen.’ Dit is de laatste zin die Martin Bril schreef voordat hij stierf aan kanker. De laatste zin van een nieuwe reeks columns die hij begonnen was op de voorpagina van de vernieuwde Volkskrant. Het zou blijven bij een handjevol columns. ‘Boosheid’ heet de laatste column. In Het evenwicht, ineens kanker zijn de columns van Martin Bril uit zijn laatste levensjaar verzameld, aangevuld met mailtjes naar vrienden, artsen en onbekenden.
Ik was geen liefhebber van de columns van Martin Bril. Zijn onderwerpen waren de mijne niet, zijn toon was de mijne niet. Rokjesdag, Bob Dylan, auto’s, het zijn onderwerpen die horen bij een bepaald soort man. De toon was vol bravoure, terwijl ik houd van twijfel en onzekerheid. Soms passen schrijvers gewoon niet bij je. Je probeert het een paar keer en dan ga je op zoek naar een volgende schrijver. Schrijvers zat. En toen kreeg Martin Bril kanker. Dat is een onderwerp waar ik wel een heel klein beetje mee te maken heb gehad. En vanaf dat moment kon ik de toon van Bril aan. De bravoure was gebleven, zeker in het begin, maar de ondertoon van onzekerheid sijpelde door in de columns.
‘Ik ben een vrolijke fatalist,’ schrijft Bril in een brief in juni 2008. Omdat hij aan allerlei verschrikkelijke pijnen leed, is hij naar het ziekenhuis gegaan. Bril kent een aantal mensen en regelt min of meer een scan waarbij de kanker aan het licht komt, terwijl een blunderende huisarts en neuroloog hem andere behandelingen voor hadden geschreven. Een weg vol bestralingen en chemokuren ligt voor hem, maar de dood was hem aangezegd: deze kanker was ongeneeslijk. De lezers van de Volkskrant mochten het niet weten. ‘Ik ga ze niet zeggen dat het ongeneeslijk is (hou dat ook voor je AUB!), maar weet wel dat het lang kan duren voor ik er weer ben.’
Na de eerste chemokuur komt Bril, later dan gedacht, terug in de krant. In het najaar van 2008 schrijft hij soms weer columns die net zo normaal klinken als vroeger. Hij gaat er weer op uit en voor de lezers lijkt het alsof alles weer als vanoud wordt. Een select groepje vrienden weet hoe het echt zit. Eén vriend krijgt er van langs omdat hij zijn mond voorbij heeft gepraat. Het is niet de bedoeling dat vreemden met zijn ziekte aan de haal gaan en aan gevoelens van medeleven heeft hij een broertje dood. Die mails aan vrienden en artsen vind ik een waardevolle toevoeging omdat ze nadrukkelijk laten zien hoezeer Martin Bril bezig was met de regie over zijn eigen ziekte. Hij is degene die bepaalt wat iedereen mag weten. Hij is degene die de oncoloog en de neuroloog bestookt met mails die ondanks de montere toon steeds radelozer worden. Hij heeft liever dat er gesneden gaat worden, heeft meer vertrouwen in het mes, dan in een zak vol gif dat zijn lichaam binnendruppelt.
Het ziekenhuis komt al snel weer terug in de columns. Een uitzaaiing in de nekwervel zorgt voor steeds meer pijn. Schrijven gaat steeds moeilijker. De buitenwereld krijgt ook steeds beter door dat dit gevecht op leven en dood niet te winnen is. Zelfs bureauredactrice Mariska van RTL Boulevard belt vol gespeeld medeleven op hoe het er mee gaat. Bril wordt zeldzaam venijnig.
‘Mariska heeft niet alleen een stemmetje waar je eigenlijk alles aan zou willen vertellen, maar ze kan ook betoverend zwijgen. Een put vol heerlijk helder water waar je zomaar in zou willen plonzen. Ja, je voelt je echt een klootzak als je dat zwijgen van haar niet invult.
Ik bedoel: ze is misschien wel lelijk en eenzaam, ze heeft ook een beetje troost nodig. Zelfs als ik niets mankeerde, zou ik Mariska graag vertellen dat ik nu al mijn derde teelbal moet missen. ‘Yes!!!!!!!’ schreeuwt ze dan in gedachten, terwijl ze mij zoetjes sterkte wenst.’
Niet veel later is er van de vrolijke fatalist weinig meer over. De ziekenhuisuitslagen lijken steeds slechter te worden en de prognoses evenzeer.
‘Is er niets te lachen?
Zeker wel, maar ik zie vandaag alleen maar duisternis. Dat heb je wel eens. tegenslag en ellende. Noest en altijd optimistisch slaan we dan de hand aan de ploeg en gaan we moedig voorwaarts. Wie valt, staat op, dat is het mooie van vallen. Tegenslag maakt sterk, achter de einder is alles beter, ruk nu maar op.’
Het stukje heet ‘Loser’. Bril heeft dan nog twee maanden te gaan. Misschien hebben de mensen wel genoeg van boeken over deze ziekte. Dat zou jammer zijn. Het evenwicht is huiveringwekkend prachtig.
Coen Peppelenbos
Martin Bril – Het evenwicht, ineens kanker. Prometheus, Amsterdam, 328 blz. € 14,95