Recensie: Evan S. Connell – Mrs Bridge
Het vreugdeloze leven van een huisvrouw
Mrs Bridge van Evan S. Connell is zo’n boek dat je alleen al om de cover zou kopen. Het toont een degelijk wit huis tegen een lichtblauwe hemel, met op de oprit een stijlvolle roze Cadillac. The perfect picture, maar zoals zal blijken is die perfectie slechts schone schijn.
India Bridge en haar man Walter Bridge worden in de roman steevast Mevrouw en Meneer Bridge genoemd, behalve de enkele keer dat ze door iemand vertrouwelijk worden aangesproken. Dit is illustratief voor de manier waarop ze gezien willen worden: als nette mensen waarnaar wordt opgekeken. Ze hebben geld, drie kinderen, een mooi huis en twee auto’s. Ze worden zelfs af en toe genoemd in het plaatselijke societyblaadje The Tattler.
Meneer Bridge werkt altijd, Mevrouw Bridge blijft thuis. Wanneer ze eens iets samen doen gaan ze naar countryclubs en cocktailparty’s. Niet dat ze er echt van genieten, maar het is nu eenmaal wat men hoort te doen. Doordat het ze financieel voor de wind gaat hebben ze een huishoudster, waardoor Mevrouw Bridge niet zo veel te doen heeft. Toch komt ze nergens aan toe. Hele dagen zit ze zich te vervelen, maar wanneer haar man haar bijvoorbeeld vraagt om de auto weg te brengen voor een onderhoudsbeurt komt er steeds van alles tussen. Ze verzint wel eens iets om te doen, zoals het leren van Spaans, maar vaker dan twee keer de eerste woorden van de plaat met Spaanse zinnetjes luisteren lukt haar niet.
Hoewel de handelingen van Mevrouw Bridge vaak niet bepaald sympathiek zijn is het toch moeilijk om als lezer een hekel aan haar te hebben. Ze is neerbuigend, racistisch en tenenkrommend behaagziek, maar ook vreselijk sneu en onzeker, waardoor ze aandoenlijk wordt. Ze probeert iedereen naar de mond te praten maar slaagt daar vaak niet zo goed in, zoals in het volgende gesprek met Meneer Van Metre:
‘Ik geloof dat ik daar nog nooit ben geweest. Het is er vast leuk.’ Van Metre bracht zijn servet naar zijn mond en kuchte. Toen ging hij verder. ‘Nou, India, ik zou daar niet graag wonen. Maar goed, Andrew en ik overnachtten daar, al staan onze redenen daarvoor mij momenteel niet bij. Het was een vergissing, neem dat maar van mij aan.’ ‘Klinkt afschuwelijk.’ ‘Ach, zo erg zou ik het ook weer niet willen noemen.’ ‘Dat bedoelde ik ook eigenlijk niet, maar die kleine boerendorpen kunnen vreselijk deprimerend zijn.’ ‘Ik zou Gilman geen boerendorp willen noemen.’ ‘O, maar dat wilde ik ook niet beweren.’ ‘Het is een behoorlijk stadje. Met aardig wat industrie. Ja, Gilman kon weleens een mooie toekomst tegemoet gaan.’ ‘O ja? Dan is het vast en zeker heel anders dan ik me voorstel.’ Wilhelm van Metre staarde een poosje naar het tafellaken, alsof hem iets ergerde.
De lange dagen van mevrouw Bridge vullen zich met decorum:
Ze had een voorraad Margab-handdoeken, wat de beste waren -volgens iedereen die ze kende althans- en als ze gasten kreeg deed ze de gewone handdoeken altijd in de was en hing verscheidene van die pastelkleurige handdoekjes in de wc’s. Ze waren behoorlijk klein, amper groter dan een zakdoek, en geen mens gebruikte ze ooit. Als de gasten weer naar huis waren nam ze ze voorzichtig van de houders en deed ze terug in de doos voor de volgende keer. Niemand gebruikte ze omdat ze er te mooi uitzagen; de gasten deden hetzelfde als zij bij hen thuis deed- ze droogde haar handen daar altijd af met een stuk Kleenex.
Twee van de drie kinderen willen niet deugen, de ander huwt netjes maar is er erg ongelukkig onder. Van haar man weet mevrouw Bridge eigenlijk niet of hij gelukkig is, want hij praat nooit over dat soort dingen. Ze zit enorm met zichzelf in de knoop en wil alles doen zoals het hoort, maar weet eigenlijk niet waarom. Wanneer ze een enkele keer de stoute schoenen aantrekt en voor één snikhete ochtend geen kousen draagt –oh gruwel- schaamt ze zich daar achteraf vreselijk voor.
Het boek is opgebouwd uit korte hoofdstukjes die doen denken aan de korte verhalen van Lydia Davis: emotieloos, mededelend en droog. Tijdens het lezen van deze korte stukjes bekruipt je langzaamaan een gevoel van onbehaaglijkheid. Je kan er niet precies de vinger op leggen wat er mis is, maar er steekt iets. Mevrouw Bridge voelt dat zelf ook zo, maar spreekt dat nooit uit. Slechts één van haar vriendinnen, Grace Barron, durft hier openlijk over te praten:
Ze besloot er geen te kopen, en terwijl ze door de winkel dwaalde stuitte ze plotseling op Grace Barron die strak naar een geschenkartikel stond te kijken – een stel zilveren klokjes die om een rijkelijk versierde kandelaar draaiden. ‘O, wat vernuftig, zeg!’ zei mevrouw Bridge, en keek naar het prijskaartje. ‘Maar ik vind wel dat ze er te veel voor vragen.’ ‘Ik voel me net die klokjes,’ zei Grace. ‘Waarom draaien ze rond, India? Waarom? Omdat de kaars is aangestoken. Wat ik bedoel is – ach, ik weet het ook niet. De omloopbaan is gewoon zo klein.’ Ze begon weer te staren naar het ding, dat traag almaar ronddraaide en een zacht, fijn getinkel voortbracht.
Dit soort uiteenzettingen is zeldzaam: meestal gaat Connell niet diep in op gevoelens. In andere hoofdstukken worden ze enkel aangestipt. Deze subtiliteit zorgt ervoor dat het gevoel van onbehaaglijkheid dat de roman kenmerkt langzaam wordt opgebouwd. Daarnaast is het daardoor schokkender als er ineens wel openlijk over emoties wordt gesproken. Voor de lezer, maar ook voor mevrouw Bridge: zij is niet gewend dat over dit soort zaken wordt gepraat, en weet niet hoe ze ermee om moet gaan.
De heersende trivialiteit in het Madmen-achtige bestaan van mevrouw Bridge is bedroevend, maar Connell weet de gebeurtenissen uit haar leven op zo’n manier te brengen dat het tegelijkertijd vaak ontzettend grappig is:
Voor ze op reis gingen was ze na de inspectie van de koffers op zolder tot de conclusie gekomen dat ze er niet genoeg hadden, dus was ze naar het centrum gegaan en had drie elegante, donker gepoetste lederen koffers gekocht. Ze waren zo mooi dat ze zich gemakkelijk door de verkoper had laten overhalen er canvas hoezen bij te kopen om het leer te beschermen. Die hoezen waren weliswaar lelijk -grof als padvinderstenten- maar ze had ze gekocht en om de koffers heen gedaan. De hoezen waren aan boord van het schip om de koffers blijven zitten, en omdat ze maar een paar dagen in elke stad waren gebleven, had ze niet de moeite genomen ze te verwijderen, maar nu wilde ze zien of het leer er wel door werd beschermd. Ze maakte een van de canvas hoezen los, sloeg hem halfopen, en daar -even mooi als in de winkel- glansde het leder. Verheugd knoopte ze de hoes weer dicht.
Het beklemmende van de roman is de wetenschap dat het voor veel Amerikaanse huisvrouwen in die periode (jaren dertig en veertig) écht zo moet zijn geweest. In die tijd werkte je als getrouwde vrouw nu eenmaal niet, en mocht je geen grote aankopen doen zonder je man. Ook het huis uitgaan zonder lippenstift was voor velen uit den boze. Het is verontrustend, maar tegelijkertijd bevestigt het op een bevredigende manier ons huidige wereldbeeld. Vroeger hadden ze mooiere auto’s, maar toch ben je tijdens het lezen blij dat het tegenwoordig anders is.
Mrs Bridge is een afschuwwekkende, intrigerende opsomming van alledaagsheid. En –zonder iets te willen verklappen- het einde is deerniswekkend mooi.
Connell begon Mrs Bridge als een kort verhaal voor The Paris Review in 1955. Lees dat verhaal hier.
Rieuwert Krol
Evan S. Connell – Mrs Bridge. Uit het Amerikaans vertaald door Bartho Kriek. Lebowski, Amsterdam, 240 blz. € 17,50