Column: Erik Nieuwenhuis – 1971 Pappie loop toch niet zo snel
1971 Pappie loop toch niet zo snel
(een persoonlijke geschiedenis in 50 en enige Nederlandse levensliederen).
1971 was een topjaar: Mieke Telkamp, Vader Abraham en Wilma, Peter Koelewijn, Herman van Keeken. Allemaal met nummers die even keihard klassiek zijn voor de Nederlandstalige liedkunst als Oorlog en Vrede, De dood van Iwan Iljitsj, Anna Karenina en De Mantel voor de Russische literatuur. In volgorde van toenemende eeuwigheidswaarde:
–Kom van dat dak af; (deze!)
–Pappie loop toch niet zo snel
Met Waarheen waarvoor heb ik nooit veel gehad. Misschien wel omdat ik de onbedwingbare neiging heb retorische vragen in mijn hoofd toch van een antwoord te voorzien:
–Waarheen leidt de weg die wij moeten gaan? (dat hangt er vanaf: op maandag, dinsdag en woensdag naar kantoor, op koopavond naar het tuincentrum en op zaterdagochtend naar de visboer. Kibbeling!)
–Wie weet wat er is achter ster en maan? (Nog veel meer sterren en manen.)
–Hoe lang duurt nog de nacht? (tot de zon weer opkomt.)
–Waar ligt het land waar wij mogen zijn? (Die spelen we even door aan kunstenares Katinka Simonse, bekender onder haar artiestennaam Tinkebell. Die heeft verstand van dat soort dingen.)
–En wat is de taak die ons wacht? (De caviakooi moet nog worden verschoond en er zijn nog geen sjippies voor de filmavond.)
Geen kwaad woord over Vader Abraham, maar hoe klassiek ook; Zou ’t erg zijn is bij lange na niet zo raak en ontroerend als Het kleine café aan de haven.
Blijven Koelewijn en Van Keeken over. Allebei nummers voor de Unesco werelderfgoedlijst. En allebei liederen die de tijdgeest zo hard weerspiegelen dat je er pijn van aan je ogen kijkt. Kom van dat dak af gaat natuurlijk over het opkomende feminisme. We schrijven 1971, het jaar dat de aktiegroep ‘Dolle mina’ een fakkeloptocht organiseerde naar het standbeeld van (Wilhel)Mina Drucker, de naamgeefster van de beweging. Die avond wachtten veel voormalige huistirannen tevergeefs op een portie piepers met slavinken en gekookte andijvie. De seksuele revolutie en de omwentelingen in de universitaire wereld waren nog vooral een mannenzaak geweest. Nu werd het tijd om door te pakken en ook de vrouw uit haar ketenen te bevrijden. Fijn voor die vrouwen, maar lastig voor Janne Jansen die met lede ogen aan moest zien hoe zijn vrouw een eigen carrière op touw zette en de keuken liet voor wat die was:
Janne Jansen z’n vrouw was een koorddanseres
Bij gebrek aan een touw klom ze op het bordes
Het eten werd koud en Janne Jansen werd heet
En door de straat weerklonk een kreet.
Ik heb Koelewijn, niet eens zo lang geleden, nog eens live zien optreden. Rock-technisch nog altijd dik in orde, geen zichtbare vermoeidheid, genoeg présence om een bomvolle zaal geboeid te houden. Tussendoor maakte hij een seksistische grap over de borsten van Mieke Stemerdink. Dat sterkte me in de overtuiging dat Koelewijn zijn warme prak thuis graag op tijd krijgt opgediend. De vrouw des huizes staat – gok ik – bij de Koelewijntjes meer in de keuken dan op het bordes. Precies zoals bij ons thuis in 1971 (en ook in 2015, als ik helemaal eerlijk ben.)
Koelewijn vertaalde en produceerde ook dat andere tijdgeestige nummer uit 1971: Pappie loop toch niet zo snel. Na een voorzichtig begin, midden jaren zestig, won de echtscheiding begin jaren ’70 snel aan populariteit. Een sociaal-emotionele nachtmerrie die veel mooie Nederlandstalige nummers heeft opgeleverd, zoals S.C.H.E.I.D.I.N.G , de vertaling van D.I.V.O.R.C.E van Tammy Wynette, gezongen door Monica West; het halve oeuvre van André Hazes; de integrale Koos Alberts, Ik wil niet trouwen met jou van Corry Konings en vooral ook Hé Monique van Frans – Monique en de Rekels. Allemaal puikbest materiaal voor een potje huilie huilie op de bank, maar geen van alle zo aangrijpend als Pappie.
Bij ons in de buurt kwam het niet voor. Nou ja, bijna niet. Ik kende precies een jongetje wiens vader er ‘zomaar’ vandoor was gegaan. Via de radio bleven wij, Apeldoorners, op de hoogte van de malligheden uit de Randstad, maar in die jaren stonden de meeste sociale vernieuwingen al bij Bussum zonder benzine. De ouders van mijn vrienden, mijn verzamelde schoonouders en mijn eigen ouders deden er niet aan. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat er achter de gevels van die hypermoderne flats nooit over werd gesproken of mee werd gedreigd. Maar dat was nog wel even wat anders dan daadwerkelijk je koffers pakken.
Ik heb geloof ik al eens ergens geschreven wat er gebeurde toen ik zo’n veertig jaar later dacht dat het lollig zou zijn om mijn zoons eens in slaap te zingen op de meeslepende tonen van Van Keekens megahit. Lekker vet aangezet met hier en daar een nauwelijks hoorbaar snikje. Lachen! Bij
Maar ze kon niet weten, dat ik ook voorgoed zou gaan
’n Eindje verder rende zij weer achter mij, ze snikte (refr.)
ging het mis. Wat bewijst dat het lied niets aan frisheid heeft ingeboet. Ik heb beloofd dat ik het nooit meer zou doen. Korte tijd daarna legden mijn zoons me een zangverbod op. Ik blijf hopen dat de jeugdzorg er geen lucht van krijgt.
Wat Pappie loop toch niet zo snel zo goed maakt, is dat het het volledige drama van een dreigende scheiding weet samen te vatten in drie coupletten. Pappa gaat, pappa twijfelt, pappa ziet er toch maar vanaf. Eind goed al goed.
Vanaf de eerste regel grijpt het nummer je vol bij de keel:
De liefde tussen haar en mij leek over
Het was voorbij en beter dat ik weg zou gaan.
Een eeuwig thema. Een herkenbaar thema ook. Voor mij in elk geval wel. Soms was ik Herman van Keeken, vaker stond ik in de schoenen van degene naar wie halverwege het station nog even vluchtig werd omgekeken. Daar komen we in een van de resterende veertig en nog wat afleveringen nog wel eens op terug. Waar het hier om gaat is dat je meteen je oren spitst, omdat je weet dat het – ook – over jou gaat. Net als in die andere, terecht klassiek geworden openingszin:
Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.*
Ik kijk nu maar even niet naar de foto van mijn moeder, die me vanaf ons rariteitenkabinet altijd in de gaten houdt. Maar ik durf wel te zeggen dat wij behoorden tot de categorie gezinnen die zich op zijn eigen wijze door de snel veranderende sociale realiteit van de jaren zeventig worstelde. (Ironisch genoeg heb ik veel achter mijn vader aangehold op het station waar het lied zich in mijn fantasie afspeelt. Mijn vader was, met zijn rode pet op, de baas van het station, vandaar. Maar dat terzijde.)
De zanger heeft onze aandacht. En zonder dralen, komt hij tot de kern van het drama:
Ik keek nog even om halverwege het station / En zag m’n dochtertje, ze vloog achter me aan / Ze snikte: Pappie loop toch niet zo snel
In deze regels voel je het excuus al van al diegenen die de schimmel niet van hun stramme voeten wasten en niet renden door het vuur en door het water plasten ‘tot bij een ander lief in enig ander land.’ Ik ken maar weinig leeftijdgenoten die uit gebroken gezinnen komen. Maar voor de meeste van mijn vrienden is een beugeltje Grolsch genoeg om ze aan de praat te krijgen over het huwelijk van hun ouders die – net als Pappie van Keeken – bij elkaar bleven ‘voor de kinderen’. Zo beschouwd (en ik zou niet weten hoe het anders moest) gaat Pappie over het besef dat je als ouder niet alleen verantwoordelijk bent voor je eigen geluk. Om het nog wat pompeuzer uit te drukken: over de grenzen van de vrijheid van het individu. Dat dat anders wordt in de jaren die komen, weten we allemaal. In 1983, twaalf jaar later, schalt de rauwe realiteit van de echtscheiding in stereo de Nederlandse huiskamers binnen, als Youp van ’t Hek met de Eerste Officiële Nederlandse Echtscheidingselpee komt. Andere koffie dan Van Keekens thee:
En dat het pijn doet dat wil ik ook bekennen
Met mij gaat het even kloterig en slecht
Maar daarmee zeg ik niet dat ik terug kom
Want dan begint weer hetzelfde gevecht
Mijn ouders haalden uiteindelijk hun gouden huwelijk. Zelf ben ik, op heden te Amsterdam, een kleine negen jaar getrouwd. Z’n gangetje. De grote veldslagen over het lekbakje onder de Senseo, de mand voor de witte of de bonte was en de afspraken- om- kwart- over-acht- die-afspraken- om-kwart-over-acht-zijn liggen, geloof ik, achter ons. Niet altijd een rozenbed en geen luxe cruise. Meer, zoals ik op een Engelstalige website over D. I. V. O. R.C.E. las:
How did we manage to stay together for 20 years? We were born in a time when something was broken we’d fix it, not throw it away.
En mijn vrouw zit weinig op het dak. Dat scheelt natuurlijk ook een hoop.
*De beginregel van Anna Karenina
Erik Nieuwenhuis