Getuige Simenon (19) – Le train
Chrétien Breukers en Mark Cloostermans duiken onder in het oceaangelijke oeuvre van Georges Simenon, de man van vierhonderd boeken. Naar aanleiding van de 25ste verjaardag van Simenons overlijden lezen zij een selectie van 25 titels, zowel Maigrets als romans durs, zijn ‘serieuze’ romans. Twee Tzum-bloggers om Simenon op de hielen te zitten.
De roman Le train verscheen in 1961 en daarmee zijn we dus begonnen aan het vierde en laatste decennium van Simenons oeuvre. Wat zal de auteur ons nog bieden? Bezonken meesterschap of routineuze boeken van een bestsellerschrijver op jaren? Stay tuned. 🙂
Harry Mulisch heeft wel eens geschreven dat het verschil in levenshouding tussen hem en Willem Frederik Hermans te verklaren viel door hun kleine verschil in leeftijd én de Tweede Wereldoorlog. Toen die begon, voelde de bijna volwassen Hermans zich geblokkeerd, geremd in zijn groei, wat bijdroeg aan zijn permanente gevoel van frustratie en ontevredenheid. Mulisch, ietsje jonger, eigenlijk nog een puber, vond de oorlog juist spannend. Een bevrijding van het ouderlijk gezag, ook. Voor hem was nu àlles mogelijk en dat gevoel bepaalde zijn latere werk.
Simenon schrijft regelmatig over WO II in de stijl van Mulisch. In Le fils, een boek dat ik eerder in deze reeks al besprak, vertelt de vader over de eerste dagen van de oorlog het volgende:
Ik durf niet te beweren dat we ervan genoten, maar het is wel zo dat we ze [d.i. die eerste maanden] intens beleefden, er alles uithaalden wat erin zat.
Een algemene verzwakking doet de verteller in een ziekenhuis belanden, waar hij zijn vrouw leert kennen. Het is een betekenisloze flirt, denken ze eerst:
We waren geen van beiden gebonden en Alice, die jouw moeder zou worden, kende hetzelfde gevoel van onbestemdheid – heeft ze me later toevertrouwd – waar ik al een paar maanden mee rondliep. Het leek of we tegen elkaar hadden gezegd: “De huidige uren tellen niet. Morgen, of volgende week, God mag weten wanneer, begint het echte leven weer.”
In Le fils komt het tussen de geliefden tot een huwelijk. In Le train (De trein) lopen de zaken ietsje anders, al is het begin hetzelfde: de oorlogsverklaring als het startschot voor enkele even spannende als (paradoxaal genoeg) bevrijdende weken, een verliefdheid zonder verwachtingen, in een periode die buiten de tijd lijkt te staan. En waar deze episode in Le fils slechts één hoofdstuk in beslag neemt, heeft Simenon ze hier uitgebouwd tot een roman en een grote, dramatische verliefdheid van Hollywood-proporties.
De smaak van de wereld
Marcel Féron heeft een zwak gestel. Na een lang verblijf in een sanatorium is hij er toch in geslaagd een normaal bestaan op te bouwen, met een baan, een vrouw, een dochter. Toch knaagt er iets. ‘Ik wil meteen duidelijk maken’, stelt hij in zijn verslag, ‘dat ik geen ongelukkig man was, ook geen trieste man. Op mijn tweeëndertigste was ik verder gekomen dan ik ooit gepland had, of gedroomd.’ Maar toch. Marcel voelt zich niet serieus genomen. Als man. Moet er een beslissingen genomen worden, dan hecht zijn vrouw meer waarde aan het advies van haar familie dan aan zijn mening. Dat schrijnt.
En dan, kort voordat zijn vrouw moet bevallen van een tweede kind, breekt de oorlog uit. Marcel wil nog het liefst blijven waar hij is. Het idee alles achter te laten staat hem zelfs wel aan. ‘Het vulde me met een sombere vreugde, zoals wat je voelt als je iets verwoest dat je met eigen handen hebt opgebouwd.’ Een even poëtisch als onheilspellend zinnetje, waarin Marcel meer over zichzelf verklapt dan hij wil.
De schoonfamilie wil echter vluchten, dus pakt Marcel gehoorzaam zijn boeltje. Maar de trein waarmee het gezin vlucht wordt onderweg opgesplitst en te laat realiseert Marcel zich dat zijn vrouw en dochter, in een andere coupé, ergens anders heengevoerd zijn. Waarheen? Hij weet niet eens waar hij zelf heengaat. En de verwarring wordt alleen maar groter als enkele Duitse vliegtuigen de trein onder vuur nemen. De trein staat stil in het midden van nergens, met gewonden en mensen in een staat van paniek.
De sfeer in de treincoupés… verandert. Het groepje vage bekenden in de coupé vormt een minigemeenschap, met andere regels, minder burgerlijk fatsoen. Er is iets gebroken, het gewone leven is onderbroken. Marcel is beschaamd over zijn opgetogenheid – hij denkt amper aan zijn hoogzwangere vrouw, alleen op weg naar wie weet waar? – maar beseft best wat er gebeurt:
Hoe kwam het dat vandaag de wereld zijn smaak had teruggevonden?
Het idee van intimiteit verandert. In de nacht horen de ‘reizigers’ het zuchten en steunen van een man en een vrouw: niemand is gechoqueerd. En Marcel voelt zich aangetrokken tot een vreemdelinge, een jonge vrouw die hem toevertrouwt dat ze uit een vrouwengevangenis komt. Ze is niet ontsnapt: in de verwarring van de oorlog zijn alle gevangenen simpelweg op straat gezet.
Wat betekent deze Anna voor Marcel? Hijzelf denkt dat hij misschien niet op haar verliefd is, maar op het leven. Een hooggestemde gedachte, voor wat gewoon een verliefdheid lijkt. Marcel ontdekt later dat Anna in hem een sterke man ziet, een sterk karakter. Zo vergist zich, zoals aan het einde zal blijken, maar de vergissing staat Marcel natuurlijk wel aan. Ergens zegt Anna dat ze in Marcel een collega-gevangene ontdekt: iemand die een tijdlang opgesloten heeft gezeten. Een frustrerend huwelijk, een vrouwengevangenis, lood om oud ijzer.
De chaos eindigt intussen niet. Het stukje trein met Marcel en Anna erin, raakt aan een Belgische trein gehaakt, zodat Franse vluchtelingen gemengd raken met Belgische; de weinige administratie die er nog is, zit met de handen in het haar. Voor Marcel is het een vakantie:
We hadden geen verantwoordelijkheden meer, hoefden geen beslissingen te nemen. Niets hing van ons af, niet eens ons eigen lot.
De spanbreedte van de lafheid
Het einde van Le train is een raar geval. Toen ik het voor het eerst las, intussen alweer een half jaar geleden, was ik teleurgesteld. Afgeraffeld, dacht ik. Snel fastforward door de tijd, zodat we weten hoe het de personages verder vergaat. Grote stappen, snel drama. Bruusk. Maar juist die bruuskheid heeft het einde van de roman in mijn geheugen gegrift. Van het laatste hoofdstuk blijk ik me haast elke paragraaf, elke bruuske wending te herinneren.
Volgens de Britse recensente Brigid Brophy was Simenon, totdat hij Le train publiceerde, ‘a master without a masterpiece’. Dat lijkt me sterk, als je bedenkt hoeveel uitstekende boeken de man al geschreven had. Maar het is waar: Le train is een sterk boek. Omdat de zwakke man, in het werk van Simenon, haast een cliché is. Vrouwen nemen altijd het voortouw. Maar Marcel Féron is de meest dramatische zwakke man die ik totnogtoe heb aangetroffen. En het frustrerende aan het lezen van Le train, is dat je hoopt dat hij zijn zwakte zal overwinnen, dat hij zal kiezen voor de tweede kans die Anna vertegenwoordigt. Als hij, aan het eind van het voorlaatste hoofdstuk, toch kiest voor zijn vrouw, is dat een begrijpelijke en zelfs lovenswaardige keuze – hij neemt zijn verantwoordelijkheid – maar het beeld van Anna, die achterblijft in de gang van de kraamkliniek en het nog opbrengt om hem te zeggen ‘Ik ben gelukkig geweest met jou’, is hartverscheurend.
Dat is echter pas het voorlaatste hoofdstuk. De finale klap, waarin Marcel de adembenemende spanbreedte van zijn lafheid toont, moet nog komen, in dat bruuske laatste hoofdstuk. Daar komen we ook te weten aan wie Marcel zijn biecht richt. Het is, niet heel verrassend, tot zijn zoon, om die een vollediger beeld van zijn brave vadertje aan te bieden: dezelfde vertelsituatie als in Le fils. Je vraagt je af of Marcel wel beseft wat hij doet, want het beeld dat hij zo achterlaat, is allesbehalve flatterend.
De collaboratie van Simenon
Desgewenst kan Le train geïnterpreteerd worden als een roman “over” de Holocaust. Immers, Anna komt uit een Praag en is Joods van moederskant. Marcel en zij reizen een tijdlang in een beestenwagen, een saillant detail. En aan het eind, ondanks de verbondenheid tussen Anna en hem, laat Marcel haar vallen. Hij zal later zelfs onrechtstreeks bijdragen tot haar executie door de bezetter: door haar een tweede keer te laten vallen. Is Anna hier niet representatief voor wat de Joden overkwam, die dachten te kunnen rekenen op hun buren in Europa? Net als in Les soeurs Lacroix vibreert de historische werkelijkheid onder de banale feiten van de plot. Glaswerk dat trilt in de kast als er een vrachtwagen voorbijrijdt.
Maar nee! Nu ben ik in dezelfde val aan het trappen als Marcel, toen hij zijn verliefdheid op Anna extrapoleerde naar “het leven”: van het persoonlijke naar het absurd verhevene. Gaat Le train niet gewoon over het schuldgevoel van dhr. Simenon, Georges, de man die tijdens WO II in Frankrijk de Belgische staat mocht vertegenwoordigen aangaande de vluchtelingen uit zijn vaderland, en weigerde de Joodse vluchtelingen te helpen? Er bestaat geen duidelijkheid over de mate waarin Simenon collaboreerde, maar zijn antisemitisme is een onaangename rafelrand aan veel Maigretromans, dus dat van die vluchtelingen zou wel eens waar kunnen zijn. (Voorbeelden te over. Lees Pietr-le-Letton, de allereerste Maigret uit 1930, waarin Maigret, als hij de kamer van een Joodse doorzoekt, meteen een raampje opent: ‘Elk ras heeft zijn eigen geur en andere rassen haten die.’ Lees Le pendu de Saint-Pholien (1931) waarin een Joodse jongen wordt vermoord. Of La nuit du carrefour, uit hetzelfde jaar, waarin Simenon eerst een Joodse diamanthandelaar vermoordt, daarna onthult dat de man een juwelensmokkelaar was en bij wijze van kroon op het werk nog diens vrouw over de kling jaagt.)
Simenon was ook wel érg goede maatjes met de Duitsers en verdiende flink aan de verfilmingen van zijn boeken die door hen werden toegestaan. Na de Bevrijding ging hij er vliegensvlug vandoor, eerst naar Canada, daarna naar de VS. Dat waren heus geen toeristische uitstapjes.
Enfin. Los van de historische bedding en de eventuele persoonlijke lading, is Le train hoe dan ook een knap boek. Een emotioneel rijkgeschakeerd verhaal over liefde en lafheid.
Mark Cloostermans
Bij Pandora Pockets verscheen in 2003 De trein, een vertaling van E. van Loenen, intussen uitverkocht. Ik zelf las The train, een Engelse vertaling door Robert Baldick, erg mooi uitgegeven door het Amerikaanse Melville House Publishing, in hun reeks ‘The Neversink Library’. Nog nieuw verkrijgbaar (als paperback of e-book) en warm aanbevolen.
De tekstfragmenten heb ik uit het Engels vertaald en moeten dus met een korrel zout genomen worden. De citaten uit Le fils komen uit de vertaling van Jorinde Brokke, laatst verschenen bij Atlas.