Recensie: Willem van Toorn – Omtrent Kapelaan
Verwachtingen en tekortkomingen
Willem van Toorn, prozaschrijver en dichter, heeft sedert zijn debuut in 1959 met de novelle De explosie een aanzienlijk oeuvre opgebouwd dat enerzijds gekenmerkt wordt door de ogenschijnlijke achteloosheid waarmee de verhalen worden verteld en anderzijds door een buitengewone zorg voor stijl en compositie — een combinatie die van vakmanschap getuigt.
Lijvig zijn de boeken van Van Toorn zelden, en van grote thema’s moet hij het niet hebben: in Bataafsche Arcadia (1974), bijvoorbeeld, ging het over een kinderkamp, en Pestvogels (1980) vertelde van de belevenissen van een jongetje in de hongerwinter. Beide boeken waren verhalenbundels, waarin naast een omvangrijk titelverhaal enkele kortere schetsen waren opgenomen. Die methode lijkt Van Toorn op het lijf geschreven: zijn nieuwe bundel, Omtrent Kapelaan, is op dezelfde wijze ingedeeld. Weer zijn er enkele verhalen met kinderen in de hoofdrol, en net als in Bataafsche Arcadia speelt één verhaal zich af in Tsjecho-Slowakije, nadat de Russische inval een einde heeft gemaakt aan de ‘Praagse lente’.
Dat laatste verhaal, ‘Nylons’, vind ik het fraaist, misschien omdat het een vervolg is op een verhaal uit Bataafsche Arcadia dat mij indertijd al zeer boeide. De ik-figuur (in wie we vermoedelijk Van Toorn zelf mogen herkennen) reist met een vriend naar Tsjecho-Slowakije om een bezoek te brengen aan ‘meneer P.’, een man die tot de communistische machtsovername in 1948 aan de universiteit verbonden was, ontslagen werd ‘omdat hij sociaal-democraat was’ en sindsdien een baantje als kelner heeft. Anna, P.’s tweede echtgenote (zijn eerste vrouw en zijn dochtertje kwamen in de oorlog om), is de eigenlijke hoofdpersoon: een voormalige balletdanseres, die haar carrière al evenzeer is afgenomen en die nu op een sieradenfabriek werkt.
Ze is een verbitterde vrouw, die niet om haar man geeft maar bij hem blijft ‘omdat ik hem niet alleen durf te laten’, – een trotse vrouw ook, die het bezoek van de Nederlanders aangrijpt om zichzelf weer even het gevoel te geven dat leven iets is waarop je verliefd kunt worden. Ze laat zich door haar gasten naar Praag rijden, rookt onderweg een sigaret, flirt met de ik-figuur, wisselt haar bonnen in tegen nylons, weigert cadeaus en wil niet naar het station worden gebracht om de trein terug naar huis te nemen. ‘Afscheid nemen op een station, dat is het ergste wat er bestaat.’ In nog geen vijfentwintig bladzijden schetst Van Toorn van Anna een sympathiek portret, dat meer zegt over de omstandigheden waarin personae non grata in Tsjecho-Slowakije leven dan een standaardwerk zou kunnen doen.
Een portret is ook het titelverhaal. Kapelaan, de hoofdpersoon, is een onderwijzer, dichter en liefhebber van vrouwen, zonder dat hij het ooit tot een huwelijk gebracht heeft. Als onderwijzer is hij een ramp: de rapporten van de leerlingen vult hij onder het genot van zoveel alcohol in dat degenen die altijd negens halen blijven zitten en de dommeriken met lof worden bevorderd. Als dichter heeft hij het niet verder gebracht dan een proefschrift over de leeuwerik bij Boutens; het grote werk dat hij in zijn hoofd heeft — ‘iets als Mei maar dan geschreven als Achterberg’ — is nooit op papier gekomen.
De combinatie is echter verrijkend: Kapelaan kan zo mooi vertellen en voorlezen dat de leerlingen om Achterberg huilen, en dat is heel wat in een tijd waarin het onderwijzend personeel zich vooral op ‘mooi vergaderen’ toelegt. Ook aan Berg, de ik-figuur in het verhaal, dist hij geschiedenissen op: over zijn jeugd in Groningen, zijn verliefdheid op de dochter van een graanhandelaar, over zijn reizen en arrestaties. De grenzen van het fantastische worden in die geschiedenissen al snel bereikt, maar ze zijn sfeervol verteld en dat is waarom het Kapelaan gaat. ‘Hij duikt op, af en toe, om te vertellen.’
Net als Anna is Kapelaan een buitenstaander, die met vallen en opstaan probeert de omstandigheden naar zijn hand te zetten en zo onderzoekt tot waar de individuele vrijheid reikt. Dat geldt ook voor de hoofdpersoon in andere verhalen, of het nu kinderen in de oorlog zijn of een man en een vrouw die zich een relatievorm kiezen (die man is Erik Leeman, een bekende in Van Toorns werk). Steeds zijn het verwachtingen en tekortkomingen die elkaar in wankel evenwicht houden — en dat is wat Van Toorns personages herkenbaar en sympathiek maakt, al jarenlang. Wie er de vroegere werken op naslaat, zal merken hoe hecht het oeuvre is dat Willem van Toorn inmiddels heeft opgebouwd.
Anton Brand
Willem van Toorn – Omtrent Kapelaan. Querido, Amsterdam. 104 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 26 april 1985.