Interview: Paolo Giordano over Het zwart en het zilver
Liefde is een lastig begrip
Paolo Giordano (1982) praat liever over schrijven dan over zichzelf. Naarmate de vragen persoonlijker worden, kijkt hij meer weg en duurt het steeds langer voordat hij antwoordt. Hij heeft drie wereldwijde bestsellers geschreven. Zijn debuut De eenzaamheid van de priemgetallen (2009) zette de Italiaanse literatuur weer op de kaart. Het menselijk lichaam (2013) was zijn tweede succesvolle roman. Sindsdien regent het literaire prijzen. Het zwart en het zilver is de derde kaskraker.
Is jouw werk autobiografisch?
Ik portretteer iemand of een groep mensen. Dat betekent dat het niets met mij persoonlijk te maken heeft. Het gaat om mijn relatie met de mensen in mijn omgeving. Om de kant van jezelf die je verzwijgt, het contact met het echte leven waarvan je weet dat het bestaat. Dat wil je ontrafelen. Voor mijzelf is het volkomen oninteressant of delen van het boek autobiografisch zijn of niet. Het ontstaat uit een mix en het is niet de bedoeling dat uit elkaar te halen. Het gaat erom wat er door het boek duidelijk wordt. Ik zelf ben niet interessant. Ik ben niet meer dan de schrijver van het boek. Wanneer iemand mijn boeken leest wil ik zelf afwezig zijn. Niettemin moest ik van mijn advocaat in dit boek een tekst laten opnemen dat geen van de personages of gebeurtenissen iets te maken heeft met de werkelijkheid. Dit alles om te voorkomen dat mensen problemen zouden kunnen gaan maken. En dat terwijl het een roman is… Het boek zou mensen kunnen ergeren, meer niet.
Zie jezelf als een alfa of een bèta?
Ik ben een cross-over. Ik studeerde natuurkunde en ben schrijver geworden. Mijn karakters zijn vaak rationeel. Ik laat zien dat hierdoor problemen kunnen ontstaan. Mijn laatste boek, Het zwart en het zilver, gaat over de huidige moderne manier van leven, de vraag wat tegenwoordig een man is… Er is sprake van een clash. Het gaat om het verschil tussen de generatie van Signora A. en de moderne familie. Ze is niet heel erg oud maar staat wel voor het denken in de vorige eeuw. Tegenwoordig ben je met méér bezig dan alleen met jouw familie. Je moet je aan iedere situatie kunnen aanpassen, en vol begrip zijn over alles dat kan gebeuren. De rol van man en vrouw binnen een relatie of in een gezin staat steeds minder vast. Als man verwacht men dat je van alles tegelijk bent. Het is dus lastig geworden. We moeten zoveel zijn en soms heb je daartoe niet de kracht of de wil. Dat heeft de verteller ook, hij verlangt terug naar de tijd toen dingen strenger waren gedetermineerd.
Waarom laat je Signora A. in Het zwart en het zilver sterven?
Het moment dat ze er niet langer is, begint het gezin in elkaar te storten, en niet alleen zij, maar ook de taal, zelfs het boek. De tekst desintegreert. Hoe kunnen ze hun geluk ervaren als er niemand is om het te zien? Ouders zijn voortdurend onzeker. Ze zoeken bevestiging. Wanneer je geen ouders hebt, zoals de personages in het boek, dan zoek je het bij anderen. Iedereen zoekt waardering, bij zijn vrouw, bij zijn familie of vrienden… Ze vormen het bewijs van je bestaan.
Wat is de reden van de erotische spanning tussen de man en Signora A.?
Dat is toch niet vreemd? Die spanning kan er toch zijn, ook al is het een vrouw van de generatie van je moeder? Ook die heeft haar gevoelens. Een schrijver moet ook scènes schrijven die verder gaan dan zijn eigen ervaringen of gevoelens. Die stap moet hij durven zetten.
Begon het boek met de gedachte dat mensen als een roedel functioneren?
Als je een boek schrijft, komt alles wat je leest of hoort en kunt gebruiken op je af. Voor mijn tweede roman Het menselijk lichaam las ik van alles over de oorlog. Dat gaat door zolang je met een boek bezig blijft. Daarna verdwijnt het. In het geval van Het zwart en het zilver was ik halverwege en zag ik alles in termen van familie, bloedverwantschap, vriendschap en relaties. Voor iets heel anders las ik Mille plateaux van Gilles Deleuze , een erg gek boek. Meer dan twintig procent begreep ik niet. Tot ik die zin las en een grote sprong voorwaarts kon maken. ‘De geliefde destilleren uit een massa, uit een groep – hoe klein ook – waarvan hij of zij deel uitmaakt, of het nou een familie is, of een ander verband; en dan zijn of haar eigen roedels ontdekken.’ Daar maakte ik net een portret van! Families en alle andere vormen van samenleven. Je leert dat je onderdeel uitmaakt van een groep. Liefde is daarbij een lastig begrip, het kan je agressief maken.
In Het zwart en het zilver vraag je veel van de lezer.
Inderdaad. Ik kies voor meer beschrijven en minder dialoog. Dat doe ik expres. Ik laat de ik-persoon het verhaal vertellen. Alles komt uit zijn hoofd, is zijn mening. Dat hoeft niet de waarheid te zijn, al is het dat in zijn geest wel. Het laat de eenzaamheid van het moderne leven zien. Ik denk dat we in een tijd leven die mensen erg onbewust ondergaan. En dat wordt erger en erger. We gaan nergens diep op in, en daarom wil ik dat de lezer moeite moet doen. Alleen zo ontkomt hij aan het oppervlakkige. Dat moet ik zelf ook in het echte leven. Daarbij denk ik aan de effecten van de moderne media. Kijk eens naar de vertelwijze van al die tv-series, waar iedereen het over heeft. Het zijn flinterdunne verhaaltjes, één laag, en dat is het. Vergelijk dat eens met een goed boek. In Het menselijk lichaam wilde ik laten zien hoe leeg mijn generatie is. Wanneer je het boek uit hebt, zou je kunnen zeggen dat er niets is gebeurt, niet zinnigs is gezegd… Maar er zit er meer in, alleen heb ik dat tussen de regels verstopt.
Hoe moeilijk is het door te schrijven wanneer je succes hebt?
Het zou oneerlijk zijn te zeggen dat ik het er niet moeilijk mee heb. Ik begon mij steeds meer af te vragen en werd daardoor zwakker als schrijver. Vooral nadat het applaus minder werd. Bij De eenzaamheid van de priemgetallen kon ik het succes haast niet bevatten… Toen ik minder bejubeld werd ontstond er een gevoel van paniek. Later begreep ik dat een boek zich moet ontwikkelen en dat je daar tijd voor nodig hebt. Niet dat ze daardoor beter of slechter worden. Het gaat om de gedachte erachter die moet ontstaan. Ik kon niet verwachten dat de lezers van mijn debuut mij eeuwig zouden volgen. Daar moest ik doorheen. Daar komt bij dat schrijven het enige is waar ik echt geschikt voor ben. Pas drie jaar na mijn eerste begon ik aan het volgende boek. Ik begon natuurlijk eerder… maar heb alles weg moeten gooien.
Hoe begin je?
Het begint ermee dat ik mij iets afvraag. Iets wat ik net weet of begrijp. Ik stel mijzelf een vraag en begin over het antwoord na te denken. Er is geen sprake van een plot of een karakter. Dat is niet genoeg voor mij. Mij trekt de obsessie van een oorlog, van de familie…
Dat komt haast wetenschappelijk over.
Het is het kleine Copernicaanse denken, de revolutie daarvan terugbrengen tot het eigen leven. Je weet nooit of er wéér een gedachte komt en wanneer. Of ooit.
En hoe pak je dat dan aan?
Liefst zou ik op vaste tijden werken, maar dat lukt mij niet. Ik zorg dat ik onbereikbaar ben. Alle vormen van afleiding worden verwijderd. Dus geen afspraken, geen tandartsbezoek. Ik moet mijzelf leegmaken, ga naar kantoor en verblijf daar de hele dag. Niet dat ik schrijf, ik blijf er, en dat valt niet altijd mee. Ik schrijf gemiddeld drie dagen in de week. Dat is op zich al veel. Natuurlijk denk je de hele tijd aan het boek, ook buiten werktijd, maar ik heb die vaste uren op kantoor nodig. Ook al zijn ze zwaar. Na vele maanden heb ik dan de eerste versie. Soms heb ik een globaal idee waar het naartoe gaat, meer niet. Liefst wacht ik op het idee dat iets aan het boek toevoegt. Waarschijnlijk gaat het dan om de tweede of derde laag in het boek. Het is het beste wanneer dat tijdens het schrijven ontstaat.
Hoe groot is de bemoeienis van de redacteur van jouw uitgeverij?
Ik schrijf snel en tijdens de redactie heb ik alles volledig onder controle. Ik schrap, herschrijf, verplaats, waar dat maar nodig is. Dat is het moment waarop ik mij als schrijver het sterkst voel. Soms zou ik willen dat mijn redacteuren zich meer met het boek zouden bemoeien. Meestal werk ik samen met mijn vrouw, die ook redacteur is. Zij is degene die het rauwe materiaal als eerste leest. Wanneer het boek bijna is voltooid, komt de redacteur van Einaudi aan de beurt. Eigenlijk wanneer mijn vrouw en ik zonder brandstof zitten en er geen ideeën of nieuwe perspectieven meer loskomen. Vervolgens laat ik het nog door diverse lezers lezen. Gevoelsmatig weet ik precies wanneer ik iets met een opmerking van hen moet doen.
Je bent niet bang eeuwig met herschrijven bezig te zijn?
Helemaal niet. Mijn redacteur las bijvoorbeeld de eerste versie van Het zwart en het zilver. Het boek was af voor mijn gevoel. Tijdens het gesprek erover maakte ze mij ervan bewust, want ze zei het niet direct, dat Signora A als spiegel voor het gezin functioneerde. Dat idee zat er al in, maar was nog niet goed genoeg uitgewerkt. Ik herschreef het, nou niet letterlijk, ik herschreef bepaalde delen en voegde er details aan toe waardoor die functie van de oude vrouw meer naar voren kwam. Daardoor veranderde de focus en werd het een heel ander boek. Die aanpassing kwam pas heel laat en toch was ik niet bang om het boek aan te pakken. Het gaat erom eruit te laten komen wat erin zit.
Peter de Rijk
Paolo Giordano – Het zwart en het zilver. Vertaald door Pietha de Voogd en Mieke Geuzebroek. De Bezige Bij, Amsterdam, 158 blz. € 16,90.
Dit interview verscheen eerder op de site van Scriptplus.