Recensie: Cees Nooteboom – In Nederland
Sprookjes zijn door mensen geschreven, mythes zijn aangeslibd
De roman In Nederland van Cees Nooteboom is een sprookje, ‘een verhevigde vorm van een vertelling, zoals een vertelling, als het goed is, geen kopie, maar een verhevigde (…) vorm van de werkelijkheid is’. Het verhaal begint met de woorden ‘Er was eens…’ en zodra die bezwering is geuit, is niet alleen de gelukkige afloop een vaststaand feit, op de wegen die naar de afloop voeren is ook alles denkbaar. Je kunt je het zo gek niet voorstellen, of het kan gebeuren.
Behalve het ons bekende grondgebied, omvat Nederland ook een veel groter Zuiden, dat ‘als een overrijpe, pompeuze vrucht hing aan de smalle, breekbare corridor die bij Limburg begon en doorliep tot de bergen… De zak begon ergens ten noordoosten van Locarno en was, zo leek het, (…) ruw op het weerloze Albanië neergekwakt…’ Als radio, televisie en andere verslavende genotsmiddelen in het Noorden het circus zijn recht van bestaan ontnemen, worden de illusionisten Kai en Lucia — de hoofdpersonen van het sprookje — door hun impresario naar het duistere en onherbergzame Zuiden gezonden; alleen daar is er voor hen nog toekomst.
Kai en Lucia vertegenwoordigden in de roman het volmaakte: ze zijn volmaakt mooi en volmaakt gelukkig, ‘zij konden eenvoudigweg niets doen dat incongruent was…’ In het perfide Zuiden worden ze van elkaar gescheiden: Kai wordt ontvoerd door de Sneeuwkoningin, een boosaardige belichaming van de dood, en over Lucia ontfermt zich de clown Anna, die weet dat er alleen maar tijd voorbij hoeft te gaan voordat het tot een ‘happy end’ komt. Alle verwikkelingen waarin Kai en Lucia belanden lijken slechts nodig om het verhaal een vorm te geven — over het volmaakte geluk valt immers niets te beweren, het is saai en vervelend, en waar geen inhoud is, is geen vorm.
Dat realiseert zich bovenal de schrijver van het verhaal: Alfonso Tiburón de Mendoza, een ingenieur die in zijn vrije tijd schrijver is. In de Spaanse benauwde zomer van 1987 tekent hij het sprookje op, te Zaragoza, in het lege klaslokaal dat hij als kind bezocht. Tiburón — wat ‘haai’ betekent — is niet een groot schrijver, hij beseft te zeer dat schrijven een kwestie van organiseren en beslissen is, dat ‘er altijd honderd schrijvers in je hand’ zitten. ‘Daar is niets aan te doen. Als je superieur bent laat je daar niets van merken, wat ik doe is het bediendenwerk.’
Net als in Een lied van schijn en wezen, de prachtige novelle die volgde op de roman Rituelen, geeft de aanwezigheid van een schrijver — ditmaal Tiburón — Nooteboom de gelegenheid over het schrijven te bespiegelen, als een métier dat zich meer dan enig ander uitspreekt over vraagstukken van ruimte en tijd, verbeelding en werkelijkheid. Niet voor niets volgt er op de bezwering ‘Er was eens…’ niet ‘een Sneeuwkoningin’ of ‘het volmaakte geluk’ — nee, ‘Er was eens een tijd die volgens sommigen nog steeds voortduurt.’ Het thema van de roman wordt in de openingszin feilloos gepreciseerd.
‘Veel dingen (kunnen) door sprookjes ‘worden uitgelegd,’ houdt Anna, de clown, Lucia voor. Tiburón merkt schamper op dat hij het zó nooit gezegd zou hebben. Hij weet wat nog verder reikt dan het sprookje — en dat is de mythe. ‘Sprookjes zijn door mensen geschreven…, mythes zijn aangeslibd, door niemand geschreven en daarna toch overgeschreven.’
Tiburón, — en met hem Nooteboom — zou wellicht niets liever doen dan een verhaal van mythologische proporties schrijven. Dat is In Nederland niet. Maar wie de regels van de literatuur zo weet te plooien als Nooteboom en binnen een zelf geschapen universum een onderhoudend verhaal kan vertellen, verdient alleen al daarvoor waardering.
Anton Brand
Cees Nooteboom – In Nederland. De Arbeiderspers, Amsterdam. 154 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 28 december 1984.